Afgelopen weekend bracht ik een bezoek aan het Tekenkabinet dat alweer haar tweede lustrum viert. Ditmaal is het werk van 101 tekenaars in galerie Art Singel 100 (Amsterdam) te zien. Het blijkt een feest van oude bekenden, met her en der ook nieuwe namen. Het Tekenkabinet bewijst dat – ondanks de tiende editie – zijn kracht en daarmee die van de tekening, nog lang niet verloren is. Hieronder volgt een kleine selectie van werken die mij persoonlijk zijn opgevallen.
Raponsjes
Bij binnenkomst trekken de twee kleine werkjes van Iris van der Kerken (1976) direct mijn aandacht. Beide tekeningen tonen een robuuste toren op een berg met elk een eigen Raponsje. De vrouw in het rechter werk heeft – zoals in het sprookje – haar haren uit het raam geworpen, terwijl de man in het andere werk zijn baard heeft uithangen. Hun prins en prinses staan onderaan de heuvel te wachten. Als ik wat langer kijk doet de man onderin het rechter werk wel sterk aan de man in de toren denken. En ook de vrouw in de linker tekening zou zomaar dezelfde figuur als de vrouw in de toren kunnen zijn. Het kindersprookje lijkt een diepgaande, psychologische lading te hebben gekregen. Hoewel de man en vrouw duidelijk verliefd op elkaar zijn, blijken ze (emotioneel) onbereikbaar. Ze leven beiden in hun eigen toren en communiceren niet langer met elkaar. De titel ‘Hoor je mij?’ lijkt deze gedachte te bevestigen.
Vluchtig
Het zijn niet altijd de grote, volgetekende werken die opvallen. Juist niet. Opgebouwd uit diverse gekleurde handjes, weet Judith Kleintjes met haar werk Dazwischen een associatieve tekening op te roepen. In eerste instantie lijkt de verzameling handen de vorm van een vogel aan te nemen die zijn vleugels uitslaat. Als ik later nog een keer kijk veranderen de handjes in een oceaanbodem, bedekt met koraalrif. Hoewel haar tekening in eerste instantie een eenheid lijkt te vormen, valt het werk voortdurend uiteen in fragmenten, om vervolgens een andere eenheid met een nieuwe duiding aan te nemen. Door met verdunde ecoline te werken, wordt het vluchtige karakter van het werk door de kunstenaar onderstreept. De summier betekende rand van het papier vormt echter een krachtige tegenhanger, die tegelijkertijd voor een visuele balans in deze tekening zorgt.
Huid
Een andere kleine tekening die de aandacht trekt, is het werk Krahn Avenue XXX van Marieke van Enk. Het is niet direct de voorstelling van een monochroom landschap met twee huizen die opvalt, maar wel de huid van haar tekening. De ruwe behandeling van het papier zorgt voor een korrelige textuur, die de grimmige sfeer van de tekening versterkt. Ook Wilma Stegeman weet in haar werken een huid te creëren, maar dan zonder het papier zelf te bewerken. Door op vernuftige wijze aquarel met Oostindische inkt te combineren, weet ze een gevoel van gebobbelde huid of vlees op te roepen, die haast aaibaar is (voor wie durft).
Hoppen
Margot van Ham tekende het werk Vogel met piemel. Hoewel de vogel direct herkenbaar is als Hop, is de toevoeging van het mannelijke geslachtsdeel niet natuurgetrouw. De meeste mannetjesvogels (met uitzondering van eenden) hebben namelijk een multifunctionele cloaca en geen penis. Op de website van het Jheronimus Bosch Art Center kom ik echter een brede uiteenzetting over de symboliek van de Hop tegen. Al sinds de oudheid (Aristoteles) wordt een negatief beeld van deze vogel geschetst en ook in de Bijbel werd de vogel als onrein beschouwd en stond hij op een gegeven moment symbool voor verdorven zondaars. Misschien gaat deze zoektocht echter te ver, en moet de betekenis van het werk eerder gezocht worden in het woord ‘hoppen’ (synoniem voor geslachtsgemeenschap hebben), of dient de penis als menselijke tegenhanger van de kuif, die door deze vogel wordt opgezet als hij opgewonden raakt.
(On-)logisch
De werken van Sander Goosen (1965) lijken wel esthetisch uitgewerkte tekeningen van een elektrische schakeling of printplaatje. De titel z.t. laat je als kijker echter in het ongewisse. Toch blijf je kijken. Dat komt doordat er herkenbare elementen in de tekeningen aanwezig lijken te zijn waar je als beschouwer maar niet de vinger op kunt leggen. Het dunne, ietwat gelige rijst- of calqueerpapier staat in schril contrast met de twee massief gegoten reliëfs, die regelrecht uit een radio of ander apparaat lijken te komen. Ondanks de verschillen in materialiteit en volume, vormen ze een natuurlijke combinatie – het voelt alsof het zo hoort. Het is precies dat wat Goosens werk fascineert: zijn abstracte werken zijn op een logische manier onlogisch, waardoor de tekeningen bijna als vanzelfsprekend aanvoelen.
Natuurlijk
Als onderdeel van haar project ‘off-line-on’ maakte Liesje van den Berk 38 tekeningen van grondstoffen die in smartphones voorkomen. De elementen tin en titanium zijn in het Tekenkabinet te zien. Opvallend is de grootte en de vorm van het papier, die direct aan een telefoon herinneren. Van den Berk wil met haar werk een tegenreactie voor het overdadige telefoongebruik poneren. Met haar grondstoftekeningen laat ze een indrukwekkende verzameling aan natuurlijke materialen zien, die voor het maken van een telefoon gebruikt worden. Zoals ook in haar andere werken voor dit project, probeert ze duidelijk te maken dat we ons met onze telefoon in meerdere werelden tegelijkertijd begeven. Met onze telefoon overbruggen we afstand, tijd en ruimte, en kunnen we eenvoudig de overstap naar een andere (virtuele) werkelijkheid maken. De kunstenaar maakt duidelijk dat dit al bij het maakproces begint: natuurlijke grondstoffen van over de hele wereld worden samengebracht om ons uiteindelijk van diezelfde natuur te distantiëren – al starend naar de telefoon zijn wij ons namelijk niet langer bewust van onze omgeving.
Plastic organismen
Bioloog en kunstenaar Arike Gill (1983) is in het dagelijks leven collectiebeheerder in Naturalis. Ook in haar tekeningen komt de natuur terug, maar legt ze bevindingen vast die je niet zo snel in het natuurhistorisch museum zult zien. Als kunstenaar positioneert ze zich als onderzoeker van het Antropoceen – de voorgestelde naam voor het tijdperk waarin wij leven en waarin het klimaat verandert als gevolg van menselijke activiteit. Zo spotte de kunstenaar in het wild een Koningsbulsje – oftewel een doosje Tic tac en een Rozen-lancetje – een Kitkatwikkel, op een prachtig gekleurd bladendek. Ze legt haar vondsten al tekenend vast, waarbij de namen van haar vondsten tegelijkertijd de titels van de werken zijn. De titels herinneren aan namen van planten of dieren en doen vermoeden dat het organismen uit de natuur zijn. En in feite zijn het dat ook. Plastic afval is een vanzelfsprekend onderdeel van ons ecosysteem geworden. Met een humoristische ondertoon legt Gill deze nieuwe ‘organismen’ vast. Door ze op een prachtige, kleurrijke manier weer te geven, word je als beschouwer verleid om naar hun schoonheid te kijken, in de hoop natuurlijk dat er vervolgens dieper over wordt nagedacht.
Bomen
Marc Fabels kiest er niet voor om afval in de natuur te tekenen, maar om de natuur op afval weer te geven. Zo heeft hij zijn werk Tree Drawing 18 op de binnenzijde van een tandpastaverpakking gemaakt. De loofboom is in silhouetvorm weergegeven. Ondanks dat ieder detail afwezig is, heeft hij zijn tekening uit honderden minuscule streepjes opgebouwd. Het zorgt ervoor dat het oppervlak gaat vibreren en de tekening niet vlak oogt. Naast de prachtige vormen van de boom, lijkt er ook een enorme kracht in het werk te zitten, doordat Fabels zijn potloodstreepjes in het midden verticaal en aan de zijkanten licht diagonaal heeft geplaatst. Het zorgt voor een opwaartse beweging, die de groei, kracht en de grootte van de boom benadrukt.
Krassen
Nynke Deinema reageert met haar tekeningen op het werk van fotografe Claudette van de Rakt. In haar fotoboek ‘OMG it’s me’ toont de fotografe onconventionele selfies van haar eigen lichaam. Deinema reageert beeldenddoor drie van haar foto’s te bewerken, waarvan er twee in het Tekenkabinet te zien zijn. Al krassend en werkend met draad heeft ze de huid op de foto opengekrast. Het zorgt voor een tegengesteld effect: de huid wordt gemaskeerd en de naaktheid verhuld. De krassen versterken tevens de compositie. Terwijl ze op de linkerfoto het krassende gebaar van de hand ondersteunen, zorgt de richting van de lijnen in de rechterfoto – net als in het werk van Fabels – voor een versterking van de beweging.
Deinema’s werk doet mij aan de door de surrealisten gebruikte grattagetechniek denken, waarmee ze vanuit het onderbewustzijn probeerden te werken. Naast een esthetische functie, roept het krassen in haar werk ook (emotionele) pijn op en herinnert het aan zelfverminking. Het menselijk lichaam is een katalysator van emoties geworden.
Eerlijk werk
Op een andere manier zet ook Lise Sore (1986) haar lichaam in als drager van emoties. Ze is op zoek naar een eerlijk zelfportret, waarin het uiten van emoties centraal staat. Hoewel ze zichzelf vaak op grote werken in een extreme emotie weergeeft, is het werk in het Tekenkabinet klein. Het bestaat uit drie betekende kaasdoeken, die schuin achter elkaar voor een zwart doek hangen. De kunstenaar heeft zichzelf liggend op de grond getekend, met haar hand voor zich uitgestrekt. Het is een universeel gebaar van wanhoop en pijn, dat iedereen herkent. Door de tekening uit drie doeken op te bouwen weet ze enerzijds ruimtelijkheid te creëren, doordat haar hand en hoofd letterlijk naar voren komen. Anderzijds roept het beeld ook fragmentatie op en wordt het beeld complexer dan het in eerste instantie doet vermoeden. Doordat de doeken elkaar deels bedekken, krijg je nooit volledig zicht op het geheel en verandert bij iedere stap je beeld.
Tegenstrijdig
Tot slot wil ik het werk van Maaike Kramer aanhalen. Als een gekreukeld vel papier hangt haar werk Flag/schets aan de muur. De dikte van de drager alsook de kleur en poreusheid van het materiaal onthullen echter direct dat het geen papier, maar beton is. Met grafiet heeft ze de vrije betonvorm betekend. De tekening heeft het meest weg van een werkschets of bouwtekening. Het lijkt alsof Kramer een fragment van een muur heeft uitgesneden, die nog vol in ontwikkeling zit en alle potentie heeft om iets anders te worden. Bijzonder is de combinatie met het werk On being a stone #07 van Carolina Koster (1969). Waar Kramer het logge beton op een beweeglijke en vrijelijke manier hanteert, gebruikt Koster juist dun papier met grafiet om de suggestie van zwaar gesteente op te roepen. Het gekreukte papier in combinatie met de grafiettekening herinneren aan een rotsblok. Toch blijft het werk licht, vanwege het materiaal en de presentatiewijze – het papier hangt met vier dunne spijkertjes een stukje van de wand vandaan.
‘Tekenkabinet X – Grootse hedendaagse tekenkunst op klein formaat’ is nog tot en met 31 juli in Art Singel 100 te zien.