Naast dat hij een van de grootste pleitbezorgers van de hedendaagse tekenkunst in Nederland is, is Arno Kramer (1945) bovenal ook zelf tekenaar. In het CODA (Apeldoorn) is op dit moment de grote tentoonstelling ‘In Time’ te zien, waarin hij werk toont dat hij de afgelopen twee jaar maakte. Het moet voor hem een bijzondere plek zijn, aangezien hier – toen het nog het Van Reekum Museum was – de door hem gecureerde tentoonstelling ‘Into Drawing Hedendaagse Nederlandse Tekeningen’(2005) werd getoond, die vanwege zijn grote succes door Europa reisde. Het was, na Carel Blotkamps ‘Lof der Tekenkunst’ (1973) in het Van Abbemuseum, een van de belangrijkste tentoonstellingen die aan hedendaagse tekenaars werd gewijd. Nu, bijna twintig jaar later, wordt tekenkunst steeds meer als zelfstandige kunstvorm erkend, wat met zijn eigen solotentoonstelling mooi wordt onderstreept.
Contrasterende hazen
Als ik aan het werk van Kramer denk, doemen gelijk zijn getekende hazen op in mijn hoofd. Soms ogen ze krachtig en heeft hij ze in grafiet als silhouet weergegeven. Een andere keer ogen ze juist wat onzeker, doordat ze in een wat bibberig handschrift met waterverf zijn opgezet. Naast de terugkeer van deze hazen, zijn het de contrasten die het werk van Kramer typeren. Abstracte vormen wisselt hij af met figuratieve elementen (vaak (silhouetten van) dieren maar soms ook (gezichten van) mensen). Houtskool wordt afgewisseld met aquarel en/of (kleur-)potlood. En sinds kort combineert hij zwart-wit steeds vaker met kleur. Het werk heeft een onderzoekend karakter en zijn tentoonstelling lijkt ons dan ook eerder een kijkje in zijn atelier te bieden dan een afgerond resultaat.
In time
Bij binnenkomst is als eerste het (laatste) gedicht ‘In Time’ van de Ierse dichter Seamus Heaney (1939-2013) te lezen; een grote inspirator voor Kramers werk. Het gedicht wordt naast een muurtekening gepresenteerd, die hij speciaal voor de tentoonstelling heeft gemaakt. Op deze tekening zijn ook hazen te zien – ditmaal twee vechtende – die hij in waterverf heeft opgezet. Tijdens het maken heeft hij zoveel water gebruikt, dat er veel uitlopende lijnen zijn – waardoor het lijkt alsof de hazen als een soort marionetten door stokjes worden bestuurd. Een brede rand krijt of houtskool schermt de hazen van de rest van de voorstelling af. Dat omkaderen van een voorstelling keert meerdere malen terug. Zo wordt zijn getekende zwaan door zwierige lijnen omringd, en is het silhouet van een ree gevangen in een geometrisch kader van lijnen en bollen – dat aan een besturingsprogramma uit de animatiewereld doet denken om figuren in beweging te brengen.
Ook de getekende mensfiguren in de muurtekening zijn omkaderd. Ditmaal zijn de omrandingen niet getekend, maar automatisch ontstaan door de rand van het papier waarop ze zijn weergegeven. Vaker in de tentoonstelling is te zien dat Kramer losse tekeningen invoegt in een werk. Er ontstaan daardoor automatisch ‘kaders’ binnen ‘kaders’ met als resultaat dat de ingevoegde tekeningen ietwat los komen te staan van de rest van het werk.
Zelfs de randen van de muurtekening lijken omlijst, doordat twee verschillende geometrische patronen – die eveneens vaker terugkeren in zijn werk – de randen van de muur markeren. Het lijkt erop alsof de tekening, alsook ieder element binnen die tekening, in zijn eigen tijd leeft. Hoewel de elementen eenzelfde ondergrond delen en soms overeenstemmen in kleur of uitvoering, is er geen sprake van een harmonieuze samenhang. Sterker nog, de tekening wringt.
Wringende werken
En dat wringen blijft als rode draad door de tentoonstelling lopen. Niet voor niets staat op de muur van de tentoonstellingsruimte een uitspraak van Kramer geschreven: ‘Het is moeilijk theoretiseren over veel hedendaagse tekenkunst, omdat het de meest intieme en persoonlijke uitdrukkingsvorm in de beeldende kunst is.’ Dat geldt zeker voor het werk van Kramer. Ook al herken je de terugkerende elementen uit zijn werk – die hij voortdurend op andere manieren inzet – zijn beeldtaal is zo persoonlijk dat de tekeningen vaak moeilijk te doorgronden zijn. Het werk heeft daardoor iets mysterieus en poëtisch.
Presentatie
Het valt op dat Kramer zijn werk in blokken van meerdere tekeningen heeft opgehangen. Ze hangen niet chronologisch per jaar of thema, maar het lijkt erop alsof hij ook hier – net als in zijn muurtekening – zoekt naar een bepaalde ordening die enerzijds samenhang suggereert (omdat ze tezamen worden gepresenteerd), maar anderzijds wederom voor frictie zorgt door hun diversiteit in onderwerp, materiaalkeuze en verschijningsvorm. De tekeningen ontlenen plotseling hun betekenis binnen die groep van tekeningen, wat ze waarschijnlijk heel anders doet overkomen dan wanneer ze als afzonderlijke werken naast elkaar waren geplaatst. Kramer lijkt daardoor niet alleen binnen zijn tekeningen zelf het experiment aan te gaan, maar dit door te trekken naar de presentatie ervan.
Tot slot
Als laatste wil ik graag nog een observatie aanhalen die mij in de tentoonstelling opviel. In diverse tekeningen is een rand met kleurblokken te zien. Doordat één van deze randen sterk is uitvergroot en als sticker op de muur is geplakt, moet ik gelijk aan het werk van de Ierse kunstenaar Sean Scully denken, die tijdens de Biënnale in Venetië in de San Giorgio Maggiore een gekleurde Jacobsladder had gemaakt. Opmerkelijk, aangezien Scully net als Kramer sterk door Seamus Heaney wordt beïnvloed. En ook omdat Kramer zelf ook gedeeltelijk in Ierland woont en werkt. Waarschijnlijk ben ik nu gewoon te veel aan het theoretiseren, en is het een persoonlijke uitdrukkingsvorm van de kunstenaar zelf. Maar toch vond ik deze observatie opvallend genoeg om hem hier te benoemen.
Zelf het werk van Arno Kramer zien? Dat kan nog tot en met 24 april in het CODA in Apeldoorn.