Afgelopen weekend vond in de voormalige Bijlmer Bajes het jaarlijks terugkerende event BIG ART plaats. Er was weer een grote verscheidenheid aan kunstwerken en designobjecten te zien, met ditmaal opvallend veel tekenaars. In deze blog toon ik een selectie getekende werken, die mij zijn opgevallen.
Roos Vogels
Tussen de betonnen palen van het Bajeskwartier verrijst een getekend bos van houtskool op katoen. Roos Vogels maakt tekeningen die – vanwege hun textuur en nauwgezette stofuitdrukking – bijna voelbaar worden als je ernaar kijkt. Op de vijf tekeningen die de kunstenaar op BIG ART exposeerde, zijn metershoge boomstammen van naaldbomen te zien. De grootte van de bomen benadrukt ze niet alleen door op hoge, katoenen doeken te werken – die in het Bajeskwartier precies tussen vloer en plafond passen, en daarmee de suggestie wekken verder door te lopen – maar ook door gebruik te maken van kikvorsperspectief. Hierdoor lijkt het alsof je daadwerkelijk door het bos loopt, en je naar boven – naar de kruin van de bomen – kijkt. Het maakt je als kijker nietig en klein, waardoor je je bewust wordt van de imposante natuur. Vogels lijkt hier als een neoromanticus aan het werk en een sublieme ervaring op te roepen: met haar werk boezemt ze bij de kijker ontzag in voor de natuur.
Cindy van Woudenberg
Het leuke aan BIG ART vind ik dat de makers vaak bij hun werk aanwezig zijn. Het nodigt uit om met de kunstenaar over het werk in gesprek te gaan en meer te weten te komen over hun achterliggende intenties. Zo ontmoette ik ook Cindy van Woudenberg. In haar samengestelde installatie, die twee muren van de ruimte bestrijkt, vallen direct haar met aquarel getekende handen op. Van Woudenberg legt uit dat communicatie voor het overgrote deel non-verbaal is en een lichaam iets anders kan tonen, dan dat er met woorden gezegd wordt. Ook al lijkt de kunstenaar in eerste instantie de huid – oftewel de buitenkant – van de mens weer te geven, blijkt ze veel meer op zoek naar het innerlijke, naar wat zich onder die huid afspeelt. Deze interesse is niet vreemd als je weet dat Van Woudenberg jarenlang als creatief therapeut heeft gewerkt en tevens een achtergrond in dans heeft.
Zonder vooraf te weten wat het uiteindelijk gaat worden, laat de kunstenaar zich inspireren door gewoonweg te creëren. Ze laat het werk ontstaan zonder te sturen. Toch lijkt ze een vast startpunt voor haar werk te hebben. Terwijl de gekleurde aquareltekeningen direct in het oog springen, begint Van Woudenberg met het aanbrengen van haar meer delicate silhouettekeningen. Met behulp van een radeerwieltje prikt ze silhouetten van haar eigen lichaam in het papier. Hierdoor ontstaat automatisch een indexicale relatie: de getekende onderdelen impliceren de aanwezigheid van de maker.
Bovenop deze silhouetten werkt de kunstenaar verder met aquarel. Hoewel foto’s van haar eigen lichaam het uitgangspunt zijn, streeft ze geen natuurgetrouwe weergave na. In korte tijd laat ze met aquarel haar vormen ontstaan, waarbij ze ruimte geeft aan het oncontroleerbare. Dit past bij het innerlijke gevoelsleven van de mens. Gevoel kent geen kaders en beperkt zich dan ook niet tot de randen van de geradeerde silhouetten. Dit is het moment waarop communicatie ontstaat: je geeft iets weg van jezelf aan de buitenwereld.
Hoe persoonlijker haar tekeningen zijn, des te universeler ze worden, zegt Van Woudenberg. Dat komt doordat de gebaren, houdingen en her en der een blik, herkenning oproepen. De kunstenaar houdt zich met de meest basale, maar tevens krachtigste vormen van communicatie bezig.
Door haar werken in de vorm van een installatie te presenteren, gaan de getekende werken onderling een relatie met elkaar aan. De kunstenaar speelt een spel tussen kleine en grote tekeningen, tussen abstractie en figuratie en tussen afstand en nabijheid (als gevolg van de presentatiewijze waarbij tekeningen respectievelijk tegen en los van de muur worden tentoongesteld). Doordat de installatie een volgende keer weer kan veranderen, laat ze ook hier ruimte voor het vrije, het beweeglijke en het oncontroleerbare. De werken van Van Woudenberg vloeien en stromen, waarmee ze voor eventjes grip lijkt te krijgen op het ongrijpbare van communiceren.
Noreen Riepma
Het werk van Noreen Riepma grijpt je bij de keel. Ze tekent houtskoolportretten op groot formaat, met onderwerpen waarvan je in eerste instantie liever wegkijkt. Zo is in het Bajeskwartier een portret van een meisje met één tot in detail uitgewerkt oog te zien. Het andere oog lijkt te zijn uitgeveegd en is net zo wazig als het overgrote deel van haar portret. Met enkel een stukje houtskool, weet Riepma een rijke schakering aan grijstonen, lijnen en vlekken op het papier aan te brengen. Dit doet ze door haar houtskool op verschillende manieren in te zetten: scherpe lijnen tekent ze met de punt van haar materiaal, de zachtere en tevens bredere stroken creëert ze door het krijtje plat over het papier te bewegen, en door sommige stukken vervolgens met de hand of een doek uit te vegen, laat ze een zachte en wollige structuur ontstaan.
Naast de titel Acid Attack Survivor, is het haar materiaalgevoeligheid die betekenis geeft aan het werk. Door te spelen met contrasten, voel je dat er iets wringt, dat er iets niet klopt. Het nauwkeurig getekende oog staart leeg voor zich uit. Zonder enige duiding of context, roepen de ongedefinieerde vlekken, lijnen en leegte gevoelens op, die de beschouwer helpen het werk te duiden. Zwaarte, pijn en angst zijn de eerste gedachten die bij mij opkomen. Harde strepen lijken te veranderen in littekens en het uitgeveegde oog lijkt letterlijk weggevaagd, maar doet ook aan verdrongen herinneringen denken. Het is echter het gedetailleerd getekende oog, alsook de realistisch getekende oorbel, die hoop en kracht bieden. De trefzekerheid waarmee deze elementen zijn weergegeven, lijkt de daadkracht van het meisje te onderstrepen.
José Krijnen
Bijna vijf meter breed en twee meter hoog, zijn de twee houtskooltekeningen uit de serie Razzle Dazzle, die José Krijnen op BIG ART exposeert. De twee werken op papier hangen vrij in de ruimte, met de achterkanten tegen elkaar. Er ontstaat een soort tweeluik, waarbij de tekeningen automatisch een interactie met elkaar aangaan.
Voorheen maakte de kunstenaar vaak kleurrijke schilderijen van gedragen kledingstukken waarop veel patronen te zien waren. Geregeld bewerkte ze deze schilderijen ook met naald en draad. De laatste tijd kiest ze echter voor het tekenen in zwart-wit. De kunstenaar geeft aan dat het terugkeren naar de essentie – door te tekenen met een stukje houtskool – haar veel mogelijkheden biedt. Door de verscheidenheid aan grijswaarden, zijn haar werken alsnog zeer ‘kleurrijk’ te noemen.
In beide werken wordt je aandacht als eerste naar de mensfiguur getrokken. Een vrouw wordt op allebei de tekeningen met gebreide kledingstukken bedekt. De structuren, patronen en stofuitdrukking overheersen en verhullen de identiteit van de vrouw.
In het werk Razzle Dazzle / Ademgaten (2023), lijkt het kledingstuk zich los te maken van de contouren van het menselijk lichaam. Terwijl de vrouw haar gezicht met haar handen bedekt, zijn het veeleer de gebreide structuren en patronen, die haar aanwezigheid grotendeels verhullen. Het stof gaat zijn eigen leven leiden, en vormt een abstract en ruimtelijk web, dat zich uitspreidt over het blad. Met haar serie Razzle Dazzle houdt Krijnen zich bezig met het concept ‘disruptive patterning’, zoals omschreven door zoöloog Hugh Cott in zijn boek Adaptive Coloration in Animals (1940). Het is een vorm van camouflage die op het gebruik van ontwrichting is gebaseerd en waarbij contrastrijke patronen worden gebruikt die sterk afwijken van het onderwerp. De kunstenaar past deze strategie toe door de ruimtelijke, organische vorm met een grote platte lappendeken aan patronen te combineren, waarbinnen de losse onderdelen niet alleen verschillen in dessin, maar ook in stofuitdrukking, grijswaarden en contouren. Op deze manier laat Krijnen een getekende collage van stoffen ontstaan, waarbinnen je voortdurend verrast wordt door de verscheidenheid aan ritmes, patronen en ruimtes.
Door verschillende uitgespaarde (en dus witte) cirkels aan te brengen in haar tekening, weet Krijnen de verschillende ruimtelijkheden in haar tekening bij elkaar te brengen. De cirkels zijn waarschijnlijk de ‘ademgaten’ waarnaar ze in de titel van haar werk verwijst. Binnen haar horror vacuii tekeningen lijken ze te functioneren als interpuncties en rustmomenten. De cirkels doen denken aan Hieronymus Bosch’ Tuin der Lusten. Terwijl Bosch ze inzette als doorgangen naar een andere wereld: de hel, lijkt Krijnen de beschouwer een moment te laten ontsnappen en even tot adem te laten komen binnen de veelheid aan lijnen en patronen.
Doordat de kunstenaar op BIG ART twee werken tegen elkaar aan presenteert, lijken de gaten nu ook een doorgang naar elkaar te creëren. Een uitnodiging om de tekening aan de andere kant te bekijken. Op deze andere tekening, met de titel Razzle Dazzle / Ademgaten III (2023), is eveneens een vrouwelijke figuur bedekt met een gebreid gewaad. Ook van haar wordt de aandacht weggeleid door de lappendeken aan patronen, ruimtelijkheden, contouren en grijswaarden, die over de rest van het blad verspreid is. De patronen, die in haar vroegere werk meer gelieerd waren aan kledingstukken en het lichaam, zijn steeds meer een eigen leven gaan leiden. Het patroon lijkt de aanleiding geworden om op getekende ontdekkingstocht te gaan.
Cathelijn van Goor
Als een soort billboard lijkt Cathelijn van Goor een deel van de architectuur van het Bajeskwartier van een tweede architectonische laag te hebben voorzien. Geïnspireerd door haar residentie in Berlijn (2022), reageert ze op de ingewikkelde verhouding van de Duitse hoofdstad met haar verleden. Ze stelt zich de vraag in hoeverre de herinneringscultuur – waarmee een groot deel van de stad is doordrenkt en die nog altijd (krampachtig) in leven wordt gehouden – functioneel is. Voor de huidige generatie zijn de gebouwen en monumenten vaak niets meer dan betekenisloze omhulsels, die eerder een sta in de weg vormen dan een serieuze waarschuwing voor de toekomst. Met haar werk lijkt Van Goor deze boodschap enigszins te benadrukken. De rauwe betonarchitectuur van het Bajeskwartier heeft ze met diverse vellen papier behangen en veranderd in een stukje Berlijn. Ik moet aan Venturi’s decorated shed denken en diens beroemde illustratie van een reclamebord op een anoniem gebouw met de tekst ‘I AM A MONUMENT’. De kunstenaar heeft zelfs afgebladderde stukjes graffiti van de Berlijnse muur in haar eigen installatie gebruikt. Gelijk rijst de vraag welke functie en betekenis deze afgebrokkelde stukjes van een historisch monument binnen deze nieuwe context hebben?
Het werk van Van Goor gaat echter verder dan die van een lege billboardarchitectuur. Met haar metersgrote installatie vermengt ze de getekende architectuur van Berlijn met de rauwe architectuur van de voormalige Bijlmer Bajes. Zo heeft ze het blauwe vlak onderaan het papier, doorgetekend op de grond van het gebouw. En ook aan de uiteinden – links en rechts – doorbreekt ze de rechte kaders van het papier. Het lijkt erop alsof twee werelden zich gaan vermengen, waardoor nieuwe ruimtes en betekenissen kunnen ontstaan.
Naar die nieuwe (fysieke en conceptuele) ruimtes lijkt de kunstenaar ook op zoek. Geïnspireerd door het werken met Google Earth / Google Street view, ontdekte ze vervormingen in de weergave van de ruimte. Zo zijn in het programma ‘blauwe vlakken lucht’ als solide ruimtes te zien. Die ‘luchtvlakken’ laat ze terugkeren in haar tekening, waarmee ze de stedelijke ruimte verandert en als het ware openbreekt.
Geïnspireerd door Orwells dystopische toekomstroman 1984, stelt de kunstenaar zich de vraag, hoe we met onze herinneringscultuur om moeten gaan: moeten we de toekomst als een utopie voorspiegelen waar we naartoe werken, of juist als dystopie om de bewoners te waarschuwen? In haar tekening lijkt de kunstenaar deze twee visies tegen elkaar uit te spelen. Zachte pastelkleuren worden met ferme lijnen gecombineerd. Enerzijds lijkt in het werk een verlangen naar een geïdealiseerd verleden besloten, anderzijds doet het werk futuristisch aan – en zit er beweging en een bepaalde vooruitstrevendheid in met hier en daar een duister randje.
Anna Rudolf
Met haar ruimtelijke tekeningeninstallatie How close to a drawing do you want te be? laat Anna Rudolf je eventjes van de BIG ART verdwijnen. Het voelt alsof je een kijkje in haar wereld mag nemen, die is opgebouwd uit papier, houtskool en inkt. De coronacrisis inspireerde de kunstenaar om de wanden en vloer van haar atelier met stroken papier te bedekken. Ze sloot zichzelf letterlijk op en reageerde al tekenend. De ruimtelijke installatie in het Bajeskwartier heeft dan ook de afmetingen van haar atelier, hoewel de schuine muur niet strookt met de realiteit. Rudolf vertelt dat ze in deze installatie de schuine muur heeft ingebouwd, om ook de buitenkant te kunnen betekenen en het verschil tussen het tekenen ‘binnen’ en ‘buiten’ te onderzoeken. Als ik naar haar bevindingen vraag, geeft ze aan dat ze ‘binnen’ geen ruimte meer hoefde te tekenen, aangezien die voor haar gevoel al aanwezig was. ‘Buiten’ ontbrak die ruimtelijkheid, waardoor ze deze aan haar tekeningen heeft toegevoegd.
Zodra ik de tekeningeninstallatie binnenstap, beland ik in een dynamische zwart-wit wereld vol lijnen. De directheid en trefzekerheid waarmee Rudolf haar lijnen op papier zet, zorgen ervoor dat het werk direct bij je binnenkomt en niet meer loslaat. Omdat de getekende lijnen om je heen krioelen, ga je anders kijken. Je moet bewegen om het werk te ervaren. Met haar werk doet Rudolf beroep op je proprioceptie – je wordt je bewust van je eigen lichamelijkheid ten opzichte van het werk. De manier van tekenen en de presentatiewijzen, zorgen ervoor dat je het werk niet in één blik kunt vatten, maar je blijft rondkijken en daardoor nieuwe dingen ontdekt.
Langzaam zie je in de lijnen menselijke en dierlijke vormen – voornamelijk paarden – ontstaan. Rudolf geeft aan dat deze vormen pas vanuit het tekenen ontstaan. Haar tekeningen gaan dan ook niet zozeer over die mens- en dierfiguren, maar meer over lijn, gebaar en handschrift. De lijnen onthullen zich in al hun naaktheid aan de beschouwer, die daarmee bijna het maakproces kan volgen. Het is alsof je eventjes in Rudolfs atelier staat en getuige bent van haar persoonlijke proces. Het toont dat zelfs tekeningen op groot formaat heel intiem kunnen zijn.
Elke Kunneman
Op het eerste gezicht moet ik aan een gigantische plottertekening denken, maar zodra ik de grote stapel BIC-pennen bij het werk zie liggen, weet ik dat de werken met de hand zijn gemaakt. Elke Kunneman zet repeterende tekenhandelingen op monumentale schaal in. De enorme kracht die van deze werken uitgaat, danken ze aan hun eenvoud. De uitvoering is echter zo perfect en gelijkmatig, dat het haast geen mensenwerk lijkt. Hoewel de handeling vaak hetzelfde is: het zetten van stippen of het maken van een repeterende, cirkelende beweging – is het verschil in dichtheid van de getekende lijnen /punten, de verschillen in grootte alsook het patroon waarbinnen deze markeringen zijn aangebracht, bepalend voor het resultaat.
PolakVanBekkum
Het kunstenaarsduo Ivar Van Bekkum en Esther Polak (die werken onder de naam PolakVanBekkum) presenteert op BIG ART het project Fregata Magnificens. Tijdens een residentie op Curaçao in 2021 werden ze gefascineerd door de fregatvogels. Deze grote zeevogels verdrinken als ze te water raken, terwijl hun dieet wel uit vis en weekdieren bestaat. Naast zwemmen, zijn de vogels ook niet gebouwd om te wandelen, maar kunnen ze daarentegen met gemak, weken in de lucht blijven zweven. In hun vijfdelige serie tekeningen, portretteert het kunstenaarsduo PolakVanBekkum deze lichtgewicht vogels echter als bakstenen die uit de lucht vallen. Ondersteboven en met gespreide vleugels gaan ze hun lot tegemoet. Er zit iets schrijnends in het werk. Het duo tekende de vogels met aquarelpotlood, en spoot deze vervolgens nat waardoor de tekeningen uitlopen. Door de werken vervolgens op de kop te presenteren, lijken de uitgelopen lijnen de val – en daarmee de (letterlijke) ondergang van de vogels – te benadrukken. De relatie tussen mens en vogel staat duidelijk op het spel.
Toch zie ik niet alleen een negatieve, neerwaartse beweging in de tekeningen. Omdat de werken op hun kop zijn gehangen, lopen de uitgelopen lijnen omhoog. De neerwaartse beweging wordt plotseling een opwaartse beweging. Uit de vogels, die op de grond lijken te liggen, bloeit een abstract landschap. Uit de veren ontspringen twijgjes en niet nader te definiëren gewassen. De dood van de vogels lijkt voor nieuw leven te zorgen. Oftewel na dood en verderf, lijkt er ruimte voor groei en bloei. Hoe meer ik erover nadenk, hoe meer de vogels, binnen de context van de residentie op Curaçao een diepere betekenis krijgen. Het water lijkt plotseling een symbool voor het koloniale slavernijverleden en diens doorwerking in het heden. De voorzichtige bloei van een nieuw landschap, geeft echter hoop op positieve veranderingen.