Opgegroeid in een landelijke omgeving en met een moeder die vogels spot, is het kijken naar vogels mij niet vreemd. Hoewel ik er weinig verstand van heb, zijn deze dieren vaak onderwerp van mijn (privé-)tekeningen. Toen de musea eindelijk weer open mochten bracht ik samen met mijn moeder dan ook direct een bezoek aan het Singer Laren, waar nog tot en met 27 februari een prachtige tentoonstelling met werk van Peter Vos (1935-2010) te zien is: Peter Vos. Getekende vogelboeken.
333 Vogels
Aanleiding van deze tentoonstelling is de uitgave van een facsimile van één van zijn vogelboeken: het boek 333 Vogels. Bioloog en kunstenaar Siegfried Woldhek geeft in de bijgeleverde introductie van het boek aan, dat Vos in anderhalf jaar tijd (tussen 8 juni 1980 en 28 december 1981) – zoals de titel al doet vermoeden – maar liefst 333 vogels heeft vastgelegd. Met een schetsboekje in de hand bezocht hij dierentuinen en parken en registreerde de kunstenaar dat wat hij tegenkwam. Met behulp van Chinese inkt – hier en daar aangevuld met aardetinten – heeft Vos zijn schetsen van onder andere uilen, eenden, reigers, steltlopers en roofvogels uitgewerkt over ongeveer 70 pagina’s. Het boek telt echter het dubbele aantal pagina’s, aangezien iedere getekende bladzijde wordt voorafgegaan of gevolgd door een blanco pagina met de Latijnse benaming van de vogel. Één pagina toont meestal één vogelsoort, die hij vanuit diverse aanzichten of in andere poses weergeeft. Het is die afwisseling in gedragingen van de beestjes, die het boek zijn charme geeft en de vogels haast letterlijk tot leven brengt.
Inspiratie
Lopend door de tentoonstelling overvalt mij een vlaag van gezonde jaloezie. Het ogenschijnlijke gemak waarmee Vos zijn persoonlijke tekeningen opzet is verbluffend. Persoonlijk vind ik vogelpootjes het moeilijkst om op papier te zetten en zie toe hoe de kunstenaar dat keer op keer is gelukt. Net als de rest van het vogellichaam, zet hij de contouren met behulp van zachte, haast lieflijke lijntjes op om vervolgens met behulp van licht-donker contrasten textuur en ruimtelijkheid te creëren. Je voelt en ziet zijn zoektocht naar de juiste vorm op het papier, zonder daarbij zijn stelligheid te verliezen. Het is die discrepantie tussen trefzekerheid en subtiliteit, die zijn tekeningen zo’n enorme aantrekkingskracht geeft. De vogels lijken anatomisch kloppend, maar vervallen niet in wetenschappelijke illustraties. Vos’ tekentechniek en (dikwijls ongebruikelijke) keuzes in positionering maken de vogels aaibaar en ontroerend: het zijn dieren met een eigen ziel en karakter.
Klutenboek
Het boek 333 Vogels is niet het enige vogelboek in Vos’ oeuvre. Zo tekende de kunstenaar in 1982 een grote serie kluten in een schetsboek, tijdens een verblijf in het Noord-Hollandse Bergen. We zien onder andere hoe de vogels door het water waden, klaar staan om op te vliegen, op één poot balanceren, hun vleugels droog proberen te wapperen en zelfs met een poot aan hun hoofd krabben. Uit alles blijkt de liefde voor deze dieren, die zijn toenmalige andere geliefde, Ninon le Grand – waaraan dit boek werd opgedragen – met hen moest delen.
Terwijl in deze boeken tekst grotendeels afwezig is, heeft de kunstenaar ook diverse vogeldagboeken bijgehouden, waarin hij geschreven observaties afwisselt met kleine schetsjes. Hierin zijn aandoenlijke tafereeltjes te zien van waarnemingen die hij in enkele lijnen opzet. Zo zien we op één van de pagina’s een langsvliegende scholekster die in een paar vegen is opgezet – maar direct herkenbaar is aan zijn karakteristieke lange, oranjerode snavel en hoekige vleugels – en een eksterjong dat om eten bedelt bij één van zijn ouders.
Vogelsonnet
Terwijl de vogelboeken tot zijn vrije werken behoren, maakte Vos vooral ook werken in opdracht. Wederom zijn daarin vogels terug te vinden, zoals in zijn Vogelsonnet met kluten etc. (1982) dat hij voor de VPRO-gids maakte. Het is een zelfportret, waarin Vos vier kistjes met vogels op zijn rug draagt. De achttien vogels zijn onderverdeeld in veertien hokjes, die tezamen een sonnet (een veertienregelig metrisch gedicht) opgebouwd uit kwatrijnen en terzinen uitbeelden. In het tentoonstellingsbijschrift stond de volgende vertaling van dit beeldsonnet: kluten, kluut, futen, fuut, kluut, futen, kluten, fuut, kauw, kauw, alk, pauw, pauw, valk.
De vliegende mens
Mythologische fabeldieren keren dikwijls terug in het oeuvre van Vos. In 2003 maakte hij een serie van dertig tekeningen voor de Metamorfosen van Ovidius. In deze werken toont hij de gedaantewisseling van vogels naar mensen. Zo laat hij Antigone veranderen in een ooievaar, waarbij hij de eigenschappen van mens en dier prachtig weet te combineren. Links zien we hoe Antigone al de vorm van de ooievaar probeert aan te nemen, om vervolgens steeds meer in de vogel te veranderen. Terwijl ze eerst nog wat onzeker en onwennig met haar nieuwe uiterlijk oogt, eindigt ze als een sierlijke en fiere vrouw die trots is op haar nieuw verkregen uiterlijk en mogelijkheid om te vliegen. Het bijzondere aan deze serie werken is dat de figuren hun menselijkheid nooit helemaal verliezen, maar dat Vos een mooie harmonie tussen de anatomie van mens en dier weet te vinden, waarin beide gestalten tot hun recht komen.
De tentoonstelling Peter Vos. Getekende vogelboeken is nog t/m 27 februari in Singer Laren te bezoeken.
Het boek Peter Vos 333 Vogels is in 2021 uitgegeven door Fondation Custodia, Parijs en Uitgeverij THOTH, Bussum.