Vorige week schreef ik al een blog over de fabeldieren van Henrique van Putten. Deze week wederom een blog over fabeldieren, maar dan getekend door de Gebroeders Miedema, die zich speciaal voor het SieboldHuis in Leiden door Japanse fabels lieten inspireren. Het resultaat is een prachtige tentoonstelling waarvoor de broers Harry, Hessel en Peter twintig verhalen hebben uitgekozen om daar vervolgens meer dan negentig tekeningen bij te maken. Het zijn ontroerende illustraties die tot de verbeelding spreken. Tevens zijn het eigentijdse interpretaties van verhalen die vaak meer dan duizend jaar oud zijn. Wie denkt alleen zoetsappige verhaaltjes te zien, heeft het mis. Ondanks de pasteltinten en zachte uitstraling van de werken, is de inhoud dikwijls niet geschikt voor tere zielen.
Individu versus collectief
Hoewel de Gebroeders Miedema zich vaak als collectief presenteren, werken de drie mannen ieder aan hun eigen oeuvre. Alle drie tekenen ze figuratieve, doch mystieke werken waarin (fabel-)dieren meestal de hoofdrol spelen. De samenwerking uit zich vooral in de overeenkomst in papierformaat, materiaalgebruik (pastel, houtskool, krijt en (kleur-)potlood), alsook in het kritische overleg dat ze over elkaars werk voeren. Opvallend is dat er bij de tentoonstelling geen naambordjes bij de werken staan. Het lijkt niet van belang wie van de drie broers welk werk heeft gemaakt, waardoor de aandacht veel meer op de tekening en niet op de maker komt te liggen.
Demonen
Omdat een tekening meestal maar één passage uit een verhaal verbeeldt, zijn er bij bijna iedere fabel meerdere tekeningen te zien. De verschillende tekeningen tonen niet alleen verschillende elementen uit het verhaal, maar wijken onderling vaak af qua tekentechniek en materiaal waarin ze zijn uitgevoerd. Elk werk geeft zo een andere sfeer en ander beeld van de vertelling. Tezamen vertellen ze het verhaal van de fabel. Dit is bijvoorbeeld goed te zien in de verbeelding van ‘De nachtelijke parade van de honderd demonen’ (Hyakki Yagyõ), waarin demonen al dansend aan een nachtelijke parade deelnemen. Het verhaal biedt de vrijheid aan de kunstenaars om zelf te bepalen hoe deze demonen eruit komen te zien.
Soms tonen deze demonen herkenbare dieren, zoals bovenstaande krijttekening in zwart-wit van een dansende kat met een muis en een konijn. De schedel die door de muis wordt gedragen en de onheilspellende schaduw op de achtergrond verraden dat het geen gewone kat is. Ze lijken juist op een kwaadaardige kant te wijzen.
Een tekening verderop zien we hoe de zwarte kat een wit gewaad draagt en onderdelen uit het menselijke lichaam, zoals een schedel en stukken bot op en aan zich heeft hangen. De kat lijkt op Magere Hein, een figuur die dood en verderf zaait.
Andere getekende fabeldieren zijn afgeleid van meerdere dieren, of zijn pure fantasie. Zo is in bovenstaand werk een aapachtige figuur met kikkerpoten, samen met een gevaarlijk ogende draak en een gevleugeld dier weergegeven. Doordat de maker met pastelkrijt vrolijke kleuren op een zwarte ondergrond heeft aangebracht, komen ze in eerste instantie vriendelijk over. Maar de felle ogen van de aapachtige demon en de grote rij scherpe tanden van de draak, suggereren toch iets anders.
Hetzelfde geldt voor bovenstaande insectachtige demon, die door zijn gewolkte uitstraling wederom zachtaardig uitziet. Maar waarbij de duistere achtergrond en de grote hoeveelheid pootjes, die van scherpe nagels zijn voorzien, toch ook dreiging oproepen.
Zo levendig en uitbundig als de vorige tekeningen waren, des te ingetogener is dit werk. Het hoofd van een kikker is op een minuscuul menselijk skelet geplaatst. Op de achtergrond zien we een cirkel, die waarschijnlijk naar een volle maan verwijst. Ondanks dat er niets in de tekening gebeurt, geeft de stijve en in aardetinten opgebouwde compositie je de bibbers. De duisternis, de priemende ogen van de amfibie alsook het gebruik van een skelet, maken de sfeer direct grimmig.
Formaat
Zoals reeds aangegeven, was het formaat van de tekeningen vooraf vastgelegd, om eenheid tussen de verschillende werken te creëren. Omdat sommige werken uitnodigen om op groter formaat te worden weergegeven, worden geregeld meerdere vellen papier samengevoegd. Daarmee wordt tevens naar de Japanse houtsneden verwezen, waarbij grote afdrukken ook uit meerdere delen worden samengesteld.
Met het combineren van meerdere vellen papier ontstaat soms gewoonweg meer ruimte om de voorstelling weer te geven. In bovenstaande tekening die naar aanleiding van ‘De spookwalvis’ is te zien, lijkt deze ruimte nodig om de uitgestrektheid van de zee en de grootte van de walvis te benadrukken.
Een andere keer worden meerdere bladen gebruikt om bijvoorbeeld een twee- of drieluik te maken. Zo zien we bij bovenstaande tekening, die de Gebroeders Miedema naar aanleiding van ‘De huilende rode oni’ maakten, twee elementen uit één verhaal naast elkaar weergegeven. We zien op de rechter tekening hoe de rode oni wegloopt van zijn beste vriend – de blauwe oni – omdat hij ervoor kiest vrienden te worden met de mensen uit het dorp. Links zien we hoe de blauwe oni – die zijn vriend hierbij geholpen heeft – eenzaam achterblijft. Met weinig middelen weten de kunstenaars de essentie van het verhaal op een ontroerende, doch krachtige manier zichtbaar te maken.
In ‘Tanuki en het konijn’ wordt gespeeld met de plaatsing van de tekeningen ten opzichte van elkaar. Twee vellen papier worden horizontaal naast elkaar geplaatst, terwijl een derde vel erboven, precies in het midden van de onderste twee vellen, is gehangen. De drie tekeningen zouden als losse werken kunnen fungeren, maar laten tezamen één grote beeldvertelling ontstaan. De plaatsing versterkt de tekening en daarmee ook de verbeelde fabel. Terwijl het hout op de rug van de onvriendelijke Tanuki in brand staat, zien we in de bovenste tekening kwade kwelgeesten en skeletten, die de slechtheid van het fabeldier benadrukken. Door de plaatsing van dit bovenste blad, lijken de witte gedaanten op het konijn af te gaan, dat het hout in brand heeft gestoken.
Ontroerende werken
Ondanks dat de verhalen grimmig zijn, ontroeren de tekeningen. Een persoonlijke favoriet is bovenstaand werk over de ‘Twee kikkers’. We zien hoe twee kikkers op hun achterpoten staan en elkaar vasthouden, terwijl ze een poging doen om te kijken of de stad waar de andere kikker vandaan komt mooier is dan die van hemzelf. Geen van de kikkers heeft in de gaten dat hun ogen bovenop hun hoofd zitten en ze dus altijd naar achteren, naar hun eigen stad kijken. Als ze tot de conclusie komen dat hun stad er hetzelfde uitziet als die van de ander, gaan ze weer naar huis. Wederom ligt de kracht van de tekening in de eenvoud van het werk. Zonder al te veel details of ook maar één van de steden te tonen, ligt de aandacht bij de kikkers en het moment waarop ze naar hun eigen stad kijken. Het is een verstilde tekening, waarin met veel gevoel voor materiaal en compositie een allesbepalend moment uit het verhaal wordt weergegeven.
Ook Baku; een geestverschijning die kinderen van nachtmerries zou afhelpen, is treffend getekend. Met zijn grote slurf kun je je voorstellen dat hij de boze dromen uit het hoofd van de dromer wegzuigt, zoals ook aan de onderkant van de tekening wordt geïllustreerd. Zijn veren laten hem ’s nachts naar alle dromers vliegen en met zijn grote slagtanden lijkt hij gewapend tegen al het kwaad dat hij tegenkomt. Toch zorgt zijn vriendelijke en zachte uitstraling ervoor dat hij voor kinderen geen angstaanjagend monster, maar een welkome vriend is, die hen ’s nachts hopelijk komt redden van al die nare dromen.
De tentoonstelling ‘Japanse fabels door de Gebroeders Miedema’ is nog t/m 10 september in het SieboldHuis in Leiden te zien.