In het weekend van 4 en 5 november presenteerden elf (voormalige) deelnemers van de Drawing Inventions Academy (2022-2023) hun werk in de Amsterdamse Loods 6. Ik was door een van de deelnemende kunstenaars uitgenodigd om een kijkje te komen nemen. In deze blog beschrijf ik het werk van enkele kunstenaars.
Marijke de Pous
De werken van Marijke de Pous houden het midden tussen tekenen, performance, fotografie, installatie en sculptuur. In haar werk onderzoekt ze hoe ze zich lichamelijk en geestelijk verhoudt tot haar omgeving, in het bijzonder de natuur. Ze zet haar eigen lichaam en lichamelijkheid in om fysiek, direct en puur op haar omgeving te reageren. Hiervoor maakt ze gebruik van diverse media, die vaak met elkaar gecombineerd worden. Zo beweegt ze als een danser door de ruimte, en gaat ze een fysieke relatie met het papier en het materiaal aan. De tekeningen lijken het verslag van intieme performances, die meestal binnen de beslotenheid van het atelier plaatsvinden. Ze kiest hierbij voor natuurlijke materialen, zoals grafiet, houtskool en klei, die enerzijds als index van de natuur fungeren, en anderzijds verslagleggen van de lichamelijke performances van de kunstenaar. Hoewel De Pous in Amsterdam één van deze werken als op zichzelf staande tekening lijkt te presenteren (de tekening rechtsboven op bovenstaande foto), gaat ze normaal gesproken een stap verder. De tekeningen kunnen veranderen in een achtergrond of in ‘props’ waarmee of waarvoor de kunstenaar zichzelf fotografeert. Op deze foto gaat ze opnieuw een lichamelijke relatie aan, door zichzelf – nu letterlijk – met, voor en tussen haar werk(-en) te positioneren. Het is een voortdurend reageren op dat wat er gebeurt.
In Loods 6 presenteerde de kunstenaar twee van haar werken in de vorm van een installatie die vrij in de ruimte staat. Ze lijkt met deze werken ook de kijker uit te nodigen om zich lichamelijk tot het werk te verhouden.
Ike Smitskamp
Eventjes moet ik aan vroeger, aan de woonkamer van mijn grootouders denken, vanwege de antieke slingerklok, de dubbele wandlamp met kappen, het landschapsschilderijtje en een glas-in-loodraam. Deze gedachte wordt versterkt door de nostalgische connotaties die het tekenen in zwart-wit oproept. Het lijkt alsof kunstenaar Ike Smitskamp de tijd heeft stilgezet, wat ze bevestigt doordat ze onder de interieurtekening met potlood de tekst ‘Zondag 11:52 u’ heeft geschreven. Ondanks de specifieke tijdsaanduiding ontbreekt een datum en blijft de tekening daarmee zijn relatieve tijdloosheid behouden. Binnen het onveranderlijke interieur legt ze echter een momentopname vast. Op de muur is een projectie van de lichtinval vanuit het raam te zien. Het is een tweede laag, een soort tweede werkelijkheid die de eerste laag in de war en zodoende ook in beweging brengt. De planten op de vensterbank zijn als schaduwen op de muur in abstracte patronen veranderd, die niet direct herkenbaar zijn. En ook het diagonale raamwerk doorbreekt het statische karakter van de getekende kamer.
In een andere tekening is de voorstelling niet direct herkenbaar. De strakke lijnen doen denken aan een armatuur voor TL-buizen. Onder de tekening staat echter het woord ‘deur’ geschreven. Opnieuw lijkt er een reflectie van een ander (ovaal) voorwerp in de tekening zichtbaar, die nu minder te onderscheiden is vanwege het abstracte karakter van het werk. De geometrische tekening is samengevoegd met een langgerekte, smalle tekening waarin de takken van een boom lijken te zijn uitgespaard. De verticale, rode lijn, die tussen de twee voorstellingen is getrokken en ook de brede strook wit papier, vormen de ‘lijm’ om de twee voorstellingen bij elkaar te brengen. Niet alleen binnen één tekening worden meerdere werkelijkheden samengebracht. Smitskamp lijkt – net als de kubisten – ook collage in te zetten om zichzelf en de kijker de vraag te stellen ‘wat werkelijkheid is?’
Doordat iedere tekening op een groter vel papier is geplakt, waarop zoals gezegd, een dag en tijdstip staan vermeld, heeft de serie iets weg van een archief. Het is een archief van kortstondige indrukken, die ieder moment weer verdwenen kunnen zijn om zich vervolgens nooit meer – in deze specifieke toestand – aan te dienen. De uiterst persoonlijke observaties krijgen hierdoor iets semi-wetenschappelijks.
Mara Liem
Iets onthullen wat niet direct zichtbaar is, is ook een facet dat terug te vinden is in het werk van Mara Liem. In Loods 6 toont ze maar liefst 32 tekeningen uit haar serie Triangulation. Met krijt heeft ze op ieder vel papier twee gevlochten kapsels getekend. Het is een serie waarin de kunstenaar zichzelf een beperking in materiaal, (de grootte van de) drager en het onderwerp oplegt, om haar beeldend onderzoek uit te kunnen diepen. Op ieder blad zijn de kapsels op een andere manier met elkaar verstrengeld. De gelijkenis tussen de kapsels en de vorm van het achterhoofd valt op; niet alleen tussen de onderlinge tekeningen, maar ook binnen één werk. Het lijkt alsof je naar een identieke tweeling kijkt met minimale verschillen. Doordat de haren vaak letterlijk met elkaar vervlochten zijn, worden de twee kapsels één. Het roept een gevoel van intimiteit op, alhoewel het ontbreken van gezichten op hetzelfde moment voor afstand en geheimzinnigheid zorgt. Ik ontmoette Liem tijdens de expositie en vroeg naar haar modellen. Het blijkt dat ze vaak haar eigen ingevlochten kapsel filmt en filmstills gebruikt ter inspiratie.
De identieke kapsels lijken te verwijzen naar het meerledige karakter van één persoon, wat past bij Liems achtergrond. In haar werk maakt ze bewust maar ook onbewust gebruik van haar Chinees-Indonesisch-Nederlandse afkomst. Haar lijnvoering doet aan kalligrafie denken, ondanks dat ze gebruikmaakt van krijt. Ook haar rode zegelstempel stamt af van een klassieke, Chinese traditie. Door vlechten te tekenen, verbeeldt de kunstenaar niet alleen letterlijk de vervlechting van drie verschillende haarstrengen, maar lijkt ze ook te zinspelen op de grote culturele verschillen en betekenissen van een haarvlecht en daarmee op het multi-interpretabele karakter van het beeld.
Het is aan de beschouwer om zich door het beeld te inspireren, Liem wil – net zoals de klassieke, Chinese schilders – de kijker niets opdringen. Sterker nog, dat wat niet getekend is net zo belangrijk – zo niet belangrijker – dan het getekende. Het is aan de beschouwer om betekenis te geven aan het ‘niet getekende’. Dat die leegte een even belangrijke rol speelt, wordt vooral duidelijk in de werken waarbij het haar plotseling door het wit van het papier wordt onderbroken. Haarelastiekjes, -strikken en -banden zijn weggelaten en moeten door de beschouwer worden ingevuld. De haren lijken de stoffelijke bescherming van het geestelijke, van het innerlijke, oftewel het onzichtbare te zijn. In feite gaat het Liem om wat er onder die haren zit. De leegte biedt de kijker de mogelijkheid om in zichzelf te keren en te zoeken naar betekenis. Pas in interactie met de kijker komt het werk tot stand, dat verder gaat dan de getekende kapsels.
Anne-Marie Joosten
De kleurrijke tekeningen van Anne-Marie Joosten nodigen uit tot verhalen. De symbolen duiden op een persoonlijke iconografie die alleen de maakster lijkt te kunnen verklaren. Zo heeft ze een meisje getekend met een enorme haas op haar schouders en een parkiet in haar handen. Ondanks de pastelkleuren, stemt de voorstelling niet vrolijk. Het onzuivere kleurgebruik, de trieste ogen van het meisje, en de angstig kijkende haas en parkiet suggereren een bedroevend tafereel. Maar wat hebben de haas en parkiet daarmee van doen? Moeten we de betekenis zoeken in de algemene symboliek en dus respectievelijk in vruchtbaarheid of intelligentie? Waarschijnlijk niet. Als beschouwer kun je enkel vanuit je eigen persoonlijke verhaal naar het werk kijken. De symbolen worden geïnterpreteerd vanuit eigen herinneringen en ervaringen. Juist op dat punt ontmoeten maker en kijker elkaar. Verhalen verbinden, ook al ken je het verhaal van de ander (nog) niet – in universele thema’s als natuur en de mens – vind je elkaar en ontstaat ruimte voor een nieuw verhaal.
Bij bovenstaande tekening moet ik onherroepelijk aan Ethon denken. De adelaar die dagelijks stukjes lever uit de Titaan Prometheus pikte, als straf voor het stelen van het goddelijke vuur. De man is echter in een vrouw veranderd, die weerloos op de grond ligt. Zou het hier misschien om één van de vele #metoo gevallen van de Griekse oppergod Zeus gaan, die vaak in de gedaante van een adelaar veranderde? Ook de lelie, die normaal gesproken symbool staat voor vrouwelijkheid en maagdelijkheid, alsook de kruisen die in de vorm van een ‘X’ aan getypte kusjes doen denken, maken duidelijk dat het om een seksuele voorstelling gaat. De persoon die bovenin met de rug naar ons toe ligt, de lichtblauwe plek in het midden, alsook de hand die rechtsonder het beeld in komt, maken het werk gecompliceerder. Terwijl je her en der elementen lijkt te herkennen, zorgen andere voor verwarring.
Daarnaast stel ik mijzelf de vraag of ik ieder element als verhalend moet interpreteren, of soms ook gewoon als beeldende ingreep mag opvatten? Zo is in bovenstaand werk opnieuw een vrouw te zien die met haar rug naar ons toe ligt. De vrouw is in summiere lijnen uitgewerkt, waardoor in eerste instantie de nadruk op de bruine vorm komt te liggen, zonder dat je direct in de gaten hebt waarnaar je kijkt. De bruine vorm vormt een beeldend tegenwicht tegen de eenvoudige houtskooltekening van een hertje dat in een hol of baarmoeder slaapt. Vervolgens zie je ook een overeenstemming in het onderwerp: beide slapen. Zonder deze toevoeging, miste het werk de spanning die nu ontstaat tussen vorm en restvorm en tussen open en gesloten vormen. Niet ieder element hoeft verhalend te worden uitgelegd, maar kan ook in dienst staan van het beeld en zodoende bijdragen aan de sfeer en het thema dat de kunstenaar wil uitdragen.
Helma Mostart
De werken van Helma Mostart herkende ik direct van het afgelopen Tekenkabinet (Amsterdam). In haar tekeningen brengt ze niet zozeer een voorstelling op papier aan, maar onthult ze als het ware licht in de duisternis. Dit doet ze door haar blad eerst met houtskool te bewerken om vervolgens al gummend en vegend een nieuwe wereld te laten verschijnen. Zelfgemaakte filmpjes en foto’s zijn meestal het uitgangspunt. Zo vertelt de kunstenaar – die ik tijdens de tentoonstelling ontmoette – over het ribbelkarton van een rol beschuit, dat al filmend bijzondere beelden opleverde. Met name de licht-donker contrasten en het vervreemdende effect spraken haar aan. Waar foto’s en filmbeelden vaak een plat karakter hebben, lijkt Mostart de platte beelden een nieuwe ruimtelijkheid te geven, waarmee ze tevens loskomt van haar inspiratiebron(-nen). Dit doet ze door enerzijds ruimtelijkheid toe te laten op het platte vlak, en anderzijds door te spelen met de drager als sculpturaal object.
In Loods 6 hangen twee grote vellen papier naast elkaar. In het bovenstaande werk lijken we naar een schutting te kijken, die tussen het hoge gras staat. Tegen de wazige, fluweelachtige, zwarte achtergrond dwarrelen witte, geometrische vormen die het meeste weg hebben van vellen papier. Deze blaadjes lijken naar beneden te dwarrelen, waarbij ze (mogelijk door de wind) verschillende posities aannemen. Door het gebruik van perspectief en het inzetten van sterke zwart-wit contrasten, lijken de witte, geometrische figuren bijna het beeld uit te dwarrelen en de ruimte van de beschouwer te betreden.
In het andere werk zijn eenzelfde witte vlakken te zien, die ditmaal niet loskomen van hun achtergrond, maar juist een relatie met hun omgeving aangaan. De ondergrond is ditmaal geen achtergrond, waartegen de witte bladen worden afgezet, maar verandert in een ruimtelijke constructie waarin de witte, geometrische vormen lijken rond te zweven. Doordat Mostart gebruikmaakt van zwarte (conté-)strepen, die ze her en der over de witte bladen heeft aangebracht, wordt het werk één geheel. De witte, perspectivische figuren veranderen in een soort vensters. Het zijn bijna lichtreflecties of ‘witte gaten’ die je naar een andere omgeving lijken te transporteren. Je wordt als kijker uitgenodigd om door deze eindeloze ruimte rond te dwalen.
Doordat de kunstenaar met houtskool werkt en daarin gumt en veegt, krijgt ze nooit het zwartste zwart, maar ook nooit het witste wit. Er blijft altijd een lichtgrijs waas achter. Het zorgt voor een zachte, wollige sfeer, die behaaglijk aanvoelt. Het zorgt ervoor dat Mostarts werken balanceren op de een grens van verschijnen en verdwijnen.
Naast de grote tekeningen staat er nog een ruimtelijke structuur. Een met houtskool betekende leporello is als ruimtelijke sculptuur op een sokkel geplaatst. Terwijl de buitenkant volledig zwart is gemaakt, is aan de binnenkant een bos te zien. Opnieuw speelt de kunstenaar met ruimtelijkheid. Als beschouwer ga je je voorstellen hoe het is om tussen de ruimtelijke constructie en het getekende bos te dwalen. Terwijl het papier voor een duidelijke begrenzing zorgt, breekt de houtskooltekening de drager open: de visuele ruimtelijkheid gaat voorbij de grenzen van het fysieke object.
Monique van Stokkum
Twee werken van Monique van Stokkum die boven elkaar hangen vallen mij direct op. Het zijn de tekeningen Forest waiting for something to happen en It happened. Beide werken tonen hetzelfde landschap, alleen heeft de kunstenaar in de onderste tekening (zoals de titels al suggereren) een ingreep gedaan, waardoor de werken voorbij een traditioneel landschapsschilderij gaan. De bovenste tekening wordt in de onderste tekening opengebroken, waardoor een achterliggende wereld wordt onthuld. Het herfstachtige boslandschap krijgt plotseling iets grimmigs. De kleuren zijn ingeruild voor zwart-wit en de uitgewerkte tekening is ingewisseld voor een snelle en eenvoudige lijntekening. De bladeren lijken puin, stukken hout of steen te hebben bedekt. De tekening zorgt er niet alleen voor dat het onderste werk It happened anders wordt ervaren, maar ook het bovenste werk krijgt binnen dit tweeluik een andere betekenis. Wat apart gezien een lieflijk herfstlandschap lijkt te zijn, is in combinatie met het andere werk een unheimisch bos, dat geheimen schuilhoudt. Het is bijzonder hoe de kunstenaar zonder daadwerkelijk gevaar te tekenen, die sfeer weet op te roepen. Dankzij de contrasten in materiaal en techniek en door optimaal gebruik te maken van de leegte van het papier, weet Van Stokkum haar tekeningen op scherp te zetten.
Egbert Jan Brink
Als ik de werken van Egbert Jan Brink bekijk, zie ik een zoekende tekenaar. Al tekenend lijkt hij zijn onderwerpen af te tasten en gaandeweg een vorm op het papier te vinden. Daarin twijfelt hij echter niet, maar gebruikt hij een trefzekere lijnvoering. Hard en dwingend zet hij zijn potlood op papier en dwingt hij deze van links naar rechts en van onder naar boven, totdat er solide vormen ontstaan. Eenmaal thuis kom ik er pas achter dat de kunstenaar ook historicus is. Een beroep waarin je ook veel onderzoek doet, om langzamerhand – bron voor bron – tot een (vaak onzekere) uitkomst te komen. Het is zoeken, interpreteren, opnieuw zoeken en herinterpreteren. Eenzelfde proces lijkt Brink ook in zijn tekenwerk tot uiting te brengen. Het zijn ook vaak historische bronnen of verhalen, die aan de basis van zijn werken liggen. Zijn werken in Loods 6 onthullen natuurlijke, maar ook architectonische bronnen. Soms komen de krassen samen en onthullen een boom, rotspartij of brug. Op een ander moment verhullen de krassen ieder zicht en lijken ze historische hiaten of onduidelijkheden (voorlopig) af te schermen. Het werk van Brink is een krachtig schouwspel, dat de geschiedenis opnieuw openstelt en (letterlijk) ruimte biedt aan nieuwe ontdekkingen.