Was getekend… dwaalgasten (Jans Muskee)

Terwijl de halsbandparkieten mij om de oren vliegen, loop ik door de Zeeheldenbuurt in Amsterdam, op zoek naar getekende vogels van Jans Muskee (1961). Achter zes ramen zitten oliepasteltekeningen verstopt met daarop exotische vogels, zoals bijeneters en balispreeuwen. De vaste lezer van mijn blogs weet dat – vanwege een vogelaar in de familie – het onderwerp getekende vogels geregeld terugkeert (zoals in: was getekend… vogels en was getekend… de 333 vogels van Peter Vos). Toch is het niet alleen de mooie weergave die mij aantrekt in het werk van Muskee. Zoals altijd zit er een diepere laag achter en speelt hij een spel met de kunstgeschiedenis.

Jans Muskee, Werk uit de zesdelige serie Dwaalgasten, foto: Sandra Mackus

Optische illusie

Jans Muskee, Werk uit de zesdelige serie Dwaalgasten, foto: Sandra Mackus

De grote tekeningen zijn raamvullend en doordat ze niet direct tegen de ruit hangen, maar een paar centimeter op afstand, weet hij een treffende, optische illusie te creëren. In alle zes de werken zie je de vogels gevangen in een kartonnen doos, die van een afstandje ruimtelijk lijkt te zijn. De combinatie van de plaatsing in het raam met het juiste gebruik van perspectief, schaduw en kleurgebruik, maakt de optische illusie compleet. Ik moet direct aan zeventiende-eeuwse trompe l’oeils denken, waarbij kunstenaars hun technische vernuft lieten zien. Zo ook Carel Fabritius, die met zijn puttertje als een van de eersten een bijna levensechte weergave van een distelvink, vastgeketend aan zijn voederbakje schilderde.

Jans Muskee, Ten eleven (naar Fabritius), Ten Twelve (naar Fabritius) en Ten thirteen (after Fabritius), 2014, foto: Sandra Mackus

Muskee maakte al eerder werk naar Fabritius’ schilderij. In zijn solotentoonstelling in het Drents Museum (Jans Muskee – Absoluut misschien, 2017-18) kwam ik de werken Ten eleven (naar Fabritius), Ten twelve (naar Fabritius) en Ten thirteen (after Fabritius) tegen, waar respectievelijk de vogel afwezig is, het voederbakje in brand staat en uiteindelijk een schroeiplek overblijft. Enerzijds lijkt Muskee naar de kruithuisramp te verwijzen, waarbij Fabritius om het leven kwam. Anderzijds past het ook bij de thematiek van zijn werk, die Meta Knol haarscherp heeft weten te formuleren en die op zijn website is te lezen. Knol verwijst naar het aspect van sterfelijkheid in Muskees werk, dat hij gebruikt om de mens te onderscheiden van het goddelijke.  

Jans Muskee, Rearrangement with swimmingpool, 2016, foto: Sandra Mackus
Detail

Vogelen

Die sterfelijkheid en het menselijke, zie je niet direct terug in zijn zesdelige serie van exotische vogels. Maar hoewel de serie – met uitzondering van zijn herkenbare tekentechniek – misschien een vreemde eend in de bijt lijkt, verschilt deze niet zozeer van de rest van zijn oeuvre. En daarvoor keer ik weer terug naar Muskees solotentoonstelling in het Drents Museum (2017-18), waar de kunstenaar, op monumentaal formaat alledaagse scènes weergaf. Hoewel de realistisch getekende werken herkenbaar zijn, wringt er iets. De mens laat, binnen die alledaagse (vaak openbare) setting, ongeremd zijn seksuele lusten los. Zo herinner ik mij nog zijn grote werk Rearrangement with swimmingpool waarbij een in bikini en rok gehulde vrouw rustig op een stoel zit, terwijl een man gehuld in zwembroek onder haar rok kruipt. Het werk werkt nog meer vervreemdend, doordat het rechtergedeelte van de tekening een citaat uit Whistlers Mother lijkt te zijn. Het roept direct vragen op. Kijken we hier naar een getekende belichaming van een oedipuscomplex?  (Persoonlijk beschouw ik het werk ook nog altijd als een heimelijk commentaar op de Franse kunstenaar die – in tegenstelling tot wat zijn statische en grauwe meesterwerk voorspiegelt – in het openbaar een charismatische en theatrale persoonlijkheid aannam).

Jans Muskee, Werk uit de zesdelige serie Dwaalgasten, foto: Sandra Mackus

Staand voor de ramen in Amsterdam, moet ik – met het oeuvre van Muskee in mijn achterhoofd – plotseling aan het zeventiende-eeuwse motief ‘vogelen’ denken. De vogels veranderen opeens in dames van lichte zeden. In de context van de zeeheldenbuurt gaan mijn gedachten nog wat verder. Staan die exotische vogels eigenlijk niet symbool voor al die vrouwen die vroeger op hun zeebonk uit het verre buitenland wachtten? Voorheen werd een prostituee ook met de scheepsterm ‘lichtekooi’ aangeduid, wat met de in de dozen gevangen vogels kan worden onderstreept. Misschien gaan mijn interpretaties te ver. Maar één ding weet ik zeker, Muskee heeft niet zomaar vogels omwille van de vogels getekend. Er zit altijd meer achter dan dat wat je ziet. In die zin zijn deze werken letterlijk ‘dwaalgasten’.        

Nog t/m 5 juni te zien in de Zeeheldenbuurt (Amsterdam)