De omgeving van de tentoonstelling Holzkohle, das Material – die Idee kan niet treffender. Te midden van een prachtig bos, tonen tien kunstenaars hun houtskooltekeningen in Kloster Bentlage (Rheine). Vijf Nederlandse, vier Duitse en een Franse kunstenaar hebben elf dagen op deze plek gewerkt, waar ze zich hebben laten inspireren door de natuur alsook door elkaar. In de tentoonstelling wordt aandacht gegeven aan de reikwijdte van het materiaal. Enerzijds wordt gekeken naar zijn toepassing: de verschillen in kleur, toon en tekenwijzen. Anderzijds wordt inzicht gegeven in het materiaal zelf: de diversiteit in houtsoorten en stooktechnieken.
Zodra ik de tentoonstelling uitloop heb ik niet het idee dat ik een allesomvattend beeld van het materiaal heb gekregen, maar wordt mij duidelijk dat ik een kijkje heb mogen nemen in een wereld die uitgebreider is dan ik in eerste instantie dacht. In ieder geval valt op dat houtskool zijn traditionele rol als schets- en studiemateriaal van zich af heeft geschud en inmiddels zelf een studieobject is geworden, waarmee volop wordt geëxperimenteerd.
De wand bij de ingang lijkt als eerste kennismaking met de kunstenaars en het materiaal te dienen. Van iedere kunstenaar hangt er één werk. Van ruimtelijk tot plat, van puur tot complex en van geschilderd tot getekend. De werken zijn zeer divers. Toch gaan de sterk uiteenlopende werken, dankzij hun overeenkomst in materiaal, zwart-wit idioom en hun openlijke of meer verborgen verband met de natuur, een relatie met elkaar aan. Het zorgt ervoor dat de tentoonstelling aanvoelt als een geheel.
Jitske Bakker
Aan de achterkant van deze wand zijn in een nis, drie kleine tekeningen van de Nederlandse kunstenaar Jitske Bakker te zien. Terwijl je bij houtskool misschien eerder aan een groots en snel gebaar denkt, zijn deze werken juist intiem, zacht en verfijnd. Her en der suggereren bomen in haar tekeningen, dat we naar een landschap kijken. Toch zijn het allesbehalve realistische weergaven. De kunstenaar lijkt vooral geïnteresseerd in structuren en patronen. Het voelt alsof we met een microscoop naar een microwereld kijken, die door Bakker in haar tekening is uitvergroot en als een soort organische huid een nieuw (eerder abstract) landschap oproept.
De rechtertekening van deze serie valt op. Als enige werk in deze serie, wordt het papier niet omkaderd door een passe partout, en verlaat het papier aan de onderkant het rechthoekige kader. Het lijkt een eerste stap in de richting naar de fysieke ruimte, die ze verder onderzoekt in werken als Rest en Bulging, die verderop in de tentoonstelling zijn te zien. Het papier is plotseling ingezet als ruimtelijke, organische vorm, die eveneens is betekend. Haar zoektocht naar structuren en patronen gaat verder. Al tekenend brengt ze accenten aan in de ruimtelijke vorm, die op hun beurt – doormiddel van kreukels of randen – weer nieuwe patronen in het werk opleveren. Ze weet het zachte papier hard te maken door het aanbrengen van houtskool, en al vouwend maakt ze een vlak patroon ruimtelijk. Hoewel de werken wederom natuurlijk aanvoelen, kun je ze niet precies thuisbrengen.
Daniela Baumann
Ook de Duitse kunstenaar Daniela Baumann toont ruimtelijke werken in de tentoonstelling. Terwijl Bakker een harmonieuze wisselwerking tussen drager en tekening laat aangaan, lijkt dat in eerste instantie niet het geval bij de werken van Baumann. De dragers zijn ruimtelijke, geometrische figuren, waarop een organische houtskooltekening is aangebracht. Bij binnenkomst valt direct de grote cilinder op, waarop een coconachtig blad is getekend. Op de vloer wordt de ronde vorm extra onderstreept, door een getekende cirkel. Mogelijk zijn de geometrische figuren een verwijzing naar Paul Cézanne, die als een van de eersten, de wereld in zuivere, geometrische vormen zag en weergaf. Anderzijds lijkt die – in eerste instantie afwijkende – vorm de geborgenheid van het getekende blad te onderstrepen. Ook de langgerekte vorm wordt benadrukt door de drager. Tevens versterkt het de ruimtelijkheid van de tekening en lijkt het zwartste zwart in haar werk, letterlijk de diepte in te gaan.
Fabrice Cazenave
De werken van de Franse kunstenaar Fabrice Cazenave doen aan röntgenfoto’s of fotonegatieven denken. De beeldtaal past bij zijn werkwijze, waarbij hij geïnteresseerd is in de (grenzen van onze) waarneming op een specifieke plek. Die plek scant hij als het ware met zijn eigen lichaam. Vanuit zijn dansachtergrond is hij zich ervan bewust dat hij een lichamelijke en sensorische relatie met de omgeving aangaat, die hij vervolgens internaliseert en transcribeert op papier. Vaak werkt hij met gesloten ogen (en maakt hij gebruikt van zelfhypnose) en laat hij zich leiden door geuren, smaken en gevoelens die hij in zijn eigen lichaam opmerkt. In zijn werk The garden of shadows (chestnut) (2020) zien we dan ook niet het resultaat van een visuele waarneming, maar het resultaat van zichtbare en onzichtbare processen die zich tussen plek, maker en tekening hebben afgespeeld.
Lisanne Sloots
Die aandacht voor het lichamelijke en de innerlijke processen die zich tijdens het tekenen ontvouwen, staan ook aan de basis van het werk van de Nederlandse kunstenaar Lisanne Sloots. Zij construeert ‘innerlijke landschappen’ waarin haar materiaalgebruik een onlosmakelijke rol speelt. In plaats van houtskool te kopen, maakt ze gebruik van (ondergrondse) pigmenten die ze (in archeologische opgravingen) gevonden heeft, of ze stookt zelf gevonden takken tot houtskool. Deze materialen hebben van zichzelf een lange geschiedenis en een eigen verhaal. En die twee werelden – van het materiaal en de kunstenaar – ontmoeten elkaar en gaan tezamen een nieuwe ontdekkingstocht aan. In haar landschappelijke werken, die deels herkenbaar en deels abstract zijn, vormt het houtskool een indexicale relatie met de bomen: het refereert aan het materiaal waarvan het is gemaakt (zonder specifiek te zijn).
In 2020 publiceerde Sloots het boek Houtskool, waarin ze verslag doet van haar (historische) zoektocht naar het gelijknamige materiaal. De vitrine met verschillende stukken houtskool (gemaakt van verschillende houtsoorten onder verschillende stooktijden) alsook ‘kleurstalen’ herken ik uit haar solotentoonstelling in De Boterhal (Hoorn, 2022), waarin ze eveneens de reikwijdte van het materiaal zichtbaar maakte.
Het werk On a sunday afternoon (2023) trekt direct de aandacht. In een semi-abstracte voorstelling die vanwege haar organische structuren landschappelijk aandoet, laat Sloots zien wat het materiaal (maar ook zijzelf als kunstenaar natuurlijk) in huis heeft. Met verbrande takken van de Kardinaalsmuts, weet ze diverse grijstonen en structuren op te roepen. De uitgespaarde, ranke tak herinnert aan de boom waarvan ze de houtskool heeft gemaakt. Het is de enige visuele gelijkenis met de natuur. De andere structuren lijken met name ervaringen en lichamelijke belevingen binnen die natuur weer te geven. Dunne lijntjes die boven sterk naar rechts hellende houtskoolstreken zweven, suggereren dat het waait. Richting is een terugkerend element in dit werk en maakt – zonder dat je een natuurgetrouwe weergave van het landschap ziet – de ervaring voelbaar. Voor even laat de tekening je verplaatsen naar die zondagmiddag.
Agatha van Amée
De ‘innerlijke wereld’ krijgt een andere verschijning in de werken van de Nederlandse kunstenaar Agatha van Amée. Haar kleine, ruimtelijke werken herinneren aan kijkdoosjes. Daarbinnen onthult zich een intieme wereld in zwart-wit die, mede vanwege het monochrome idioom, aan een herinnering doet denken. Deze gedachte wordt onderstreept door een titel als It was one of those moments (2021). Het werk herinnert eveneens aan een droomwereld, aangezien onsamenhangende interieur- en natuurbeelden met elkaar worden gecombineerd. In een kamer met een bed, een opvallende lamp en een radiator, zijn ook bomen en planten aanwezig. Zelfs het overhangende beddengoed lijkt in boomwortels uit te monden.
Terwijl je bij de kleine kijkdoosjes als een voyeur stiekem rond kunt dwalen, weet Van Amée je te overweldigen met haar metersgrote werk A light breeze (2022). De monumentale tekening dringt zich op en dwingt de kijker zich ertoe te verhouden. Toch weet de kunstenaar opnieuw ruimte te bieden aan de beschouwer om rond te kunnen dwalen. Door stukken niet te betekenen ontstaan er open ruimtes in het werk. Omkaderd door natuurlijke en architectonische motieven, suggereren deze witte ruimtes een oneindige diepte, die je naar binnen zuigen. Het lijken leemtes die je zelf mag ontdekken. Want naast dat haar werken haar eigen herinneringen visualiseren, bieden ze ruimte voor je eigen projecties. Het gebruik van houtskool onderstreept het werk. Herinneringen zijn vluchtig, liggen niet vast en kunnen ieder moment veranderen, wat door het fragiele en veranderlijke materiaal wordt benadrukt.
Matthias Weischer
‘Desolate interieurs’ waren ook het eerste waar ik aan moest denken toen ik de naam Matthias Weischer in de tentoonstelling tegenkwam. Sinds een tijdje maakt de Duitse kunstenaar en graficus echter ook – wat hij zelf omschrijft als – Garten-Zeichnungen. In de tentoonstellingstekst valt te lezen dat hij zijn (visuele) idioom wilde verbreden. Het levert hem vrijheid op, die hij naar eigen zeggen vond door naar de natuur terug te keren. Ik vraag mij persoonlijk af, of het alleen de wisseling van onderwerp is, die hem deze vrijheid bood. Aangezien hij ook zijn olieverfpalet inwisselt voor houtskool, waarmee hij veel sneller tot resultaten kan komen. Weischer maakt schetsen in de buitenlucht die hij vervolgens in zijn atelier gaat uitwerken tot een eigen landschap. Het formaat en de mate van uitwerking suggereren dat de tekeningen die in Rheine worden getoond in zijn atelier zijn uitgewerkt, alhoewel de schetsmatige manier van werken deze gedachte ook zou kunnen tegenspreken.
Benjamin Nachtwey
Ook de Duitse kunstenaar Benjamin Nachtwey is zich pas de laatste jaren gaan concentreren op het tekenen ‘en plein-air’ met houtskool. De kleurrijke schilderijenseries van tankstations en supermarktketens, zijn vervangen door structuurrijke zwart-wit series van vegetaties en landschappen. Terwijl hij in zijn schilderijen nauwkeurig en vaak in vlakken werkt, tekent hij op een vrije, bijna robuuste manier met houtskool. Hoewel hij vegetatie weergeeft, gaat zijn werk tegelijkertijd over richting en over structuur, die hij binnen de natuur lijkt te ontwaren. Hij weet de ongetemde natuur te vangen.
Tijdens de werkweek in Rheine besloot Nachtwey voor het eerst op gekleurde vellen papier te werken. Als schilder maakt hij dikwijls series in kleur, waaronder ook van landschappen. Door niet het landschap zelf, maar alleen de drager een kleur te geven, ontstaat echter een ander effect. Kleur lijkt de allesbepalende sfeer van het beeld te zijn, die de registratie van een gewas of landschap een bepaald gevoel meegeeft.
Emmy Bergsma
Hoewel de natuur ook het uitgangspunt is van het werk van de Nederlandse kunstenaar Emmy Bergsma, lijkt deze veeleer een voertuig om dat wat niet direct waarneembaar is, tot uiting te kunnen brengen. En dan gaat het met name om een oerkracht, die in deze natuur verborgen zit en die ze visueel in haar tekeningen tot uiting brengt. De kunstenaar stelt zich open voor de natuur. In het bijschrift van haar werk staat dat zij ‘de ziel van een plek probeert vast te leggen en weer te geven.’ Dat doet ze door te kijken, te luisteren, te voelen en te denken. Niet zozeer om een registratie van het visuele, auditieve, sensitieve of het rationele te geven, maar om verder door te dringen op plekken waar je alleen met je tekenmateriaal kunt komen. Met verschillende materialen (houtskool, geperst houtskool en pastelkrijt) weet ze in haar werk Mothertree een natuurlijke explosie op papier weer te geven. Op een zich alsmaar uitstrekkende boom groeien andere reusachtige gewassen. De immense grootsheid weet ze niet alleen via de voorstelling tot uiting te brengen, maar vooral ook via haar materiaalgebruik. Houtskool leent zich voor een robuuste tekentechniek en voor het werken in verschillende tonen. Door daar geperst houtskool aan toe te voegen, kan ze delen extra zwart aanzetten en spelen met sterke tooncontrasten binnen een voornamelijk zwart-wit idioom. In de tekening zie je de vegen, de krassen en de uithalen waarmee het werk tot stand is gekomen. De energie waarmee ze dit werk tot stand heeft laten komen, is voelbaar als je naar het werk kijkt. Het versterkt de kracht en de inhoud van het beeld.
Bijzonder is het contrast met het werk dat ze in Kloster Bentlage maakte. Geïnspireerd door andere kunstenaars, werkte ze op verschillende vellen rijstpapier. Waar in haar vorige werk de dynamische en krachtige voorstelling bijna van het papier afspatte, lijkt het landschap dat uit meerdere beelden is samengesteld, zich steeds meer uit te breiden. Alsof het werk ieder moment kan veranderen. Ditmaal heeft Bergsma alleen houtskool gebruikt die tevens op een andere manier is ingezet. Al tekenend met een scherpe punt van waarschijnlijk een dun stukje houtskool, weet ze een verfijnd en gevoelig beeld op te roepen. Ze lijkt zoekende en noteert her en der streepjes op het papier, die soms in een boom en dan weer in een abstracte wirwar van lijnen veranderen. Het doet denken aan een partituur van de natuur. De (zichtbare en onzichtbare) gelaagdheid van de natuur, die ze in haar werk onderzoekt, krijgt in dit werk letterlijk gestalte door papieren over elkaar te plaatsen. In tegenstelling tot het eerste werk weet ze ditmaal met weinig middelen eveneens een krachtige evocatie op te roepen.
Gerben Dirven
De Nederlandse kunstenaar Gerben Dirven maakt, zoals in het bijschrift van zijn werk staat ‘abstracte improvisaties.’ Met behulp van verschillende soorten houtskool en dragers, maakt hij composities, waarvoor hij zich onder andere door landschappen, de natuur en de muziek laat inspireren. Tussen de abstracte composities, hangen her en der ook meer figuratieve landschapstekeningen die hij in de omgeving van Kloster Bentlage maakte. De kunstenaar zegt over deze werken dat ‘het een poging is om tekenproblemen te treffen, die hij bij het maken van een abstracte tekening nooit zou tegenkomen. Zo hoopt hij nieuwe vormen en ideeën aan te treffen voor zijn improvisaties.’ De twee wanden in de tentoonstelling, die met zijn tekeningen zijn gevuld, geven een kijkje in zijn onderzoekende atelierpraktijk. Het is de natuur van het tekenen zelf die hem inspireert. Hij is zijn tekeningen als een abstract muziekstuk gaan benaderen. Een spel van onder andere ritme, klankkleur en tempo. Maar zodra hij met deze abstracte elementen op papier gaat werken, ontstaan er opnieuw landschappen. In plaats van naar de natuur te werken, laat hij landschappen op papier ontstaan, die voorheen niet te voorspellen zijn.
Susanne von Bülow
Op de eerste tentoonstellingswand, waar alle kunstenaars één werk toonden, zag ik in eerste instantie maar negen tekeningen. Pas toen ik nog een keer goed keek, zag ik een houtskoollijn die horizontaal over de muur was getrokken door de Duitse kunstenaar Susanne von Bülow. Dit werk is een herinnering aan haar eerste ervaring met het werken met houtskool. Als kind nam ze een verbrand stuk hout uit een kampvuur en sleepte dat achter zich aan, waardoor ze een meterslange tekening liet ontstaan.
In haar andere werken toont ze de relatie tussen mens en de natuur. Grote machines plukken bomen uit de grond als een grijparm op de kermis. In een kleine installatie doet een stukje houtskool – dat van nature al de uitstraling van een tak heeft – dienst als boom. Bomen leggen koolstof vast in hun hout. Het is dezelfde koolstof die in verbrande staat als houtskool wordt gebruikt. Maar ook de mens zelf bestaat voor een deel uit koolstof, net als in alle organische verbindingen. Door met houtskool werken over de houtkap te tekenen, lijkt Von Bülow een signaal af te geven: de natuur en de mens zijn afhankelijk van elkaar.
Houtskoolbestuivingen
Tot slot zijn er verschillende werken in de tentoonstelling te zien, waarbij twee of meerdere kunstenaars aan één tekening hebben gewerkt. Er ontstaan interessante kruisbestuivingen die voor nieuwe inspiratie kunnen zorgen. Eén werk, dat bij de in- / uitgang van de tentoonstelling hangt draagt de titel …aber wann ist es fertig? (2023). Allereerst ontstaat deze vraag logischerwijs, wanneer met meerdere kunstenaars aan één werk wordt getekend – wanneer is het werk klaar, en wie bepaalt dat? Daarnaast lijkt de titel te refereren aan de traditionele rol van houtskool als voorbereidend en schetsmatig studiemateriaal, dat voortdurend kan worden aangepast en uitgeveegd – zelfs als het gefixeerd is (en de houtskooltekening dus eigenlijk nooit klaar is, omdat de potentie van verandering altijd aanwezig blijft). Tot slot lijkt het een vraag te zijn die ingaat op het experiment, op de mogelijkheden en de reikwijdte van het materiaal. Kortom over de tentoonstelling zelf. Die is voorlopig nog niet klaar. Sowieso is de tentoonstelling in Kloster Berlage nog tot en met 28 mei te zien en op een later moment zullen dezelfde kunstenaars werk tonen in Rijksmuseum Twenthe (Enschede).