Afgelopen zaterdag nam ik deel aan de meedoenperformance ‘Ik geef je één lijn’ van Liesje van den Berk. Deze performance is onderdeel van de tentoonstelling CODA Paper Art (Apeldoorn) en wordt gedurende de expositieperiode maar liefst driemaal georganiseerd. Zaterdag vond de tweede performance plaats waarbij negen willekeurige deelnemers gezamenlijk een nieuwe tekening lieten ontstaan.
Ondanks dat de instructie iedere keer hetzelfde is, zijn de resultaten anders. Het woord resultaat vind ik echter dubieus binnen deze context, omdat de uiteindelijke tekening in mijn optiek niet zozeer als hét eindresultaat moet worden beschouwd, maar juist de tijdelijke performance zelf. Teken- alsook sociale processen waar je je normaal niet (meer) bewust van bent, worden in deze performance zichtbaar en/of voelbaar gemaakt. Zo maakt Van den Berk duidelijk dat tekenen onlosmakelijk verbonden is aan onder andere geluid, de ervaring die het tekenen binnen ons lichaam teweegbrengt, onze hand-oog coördinatie, de omgeving waarbinnen we tekenen en ook het materiaal waarmee en waarop we tekenen.
Hoewel deze facetten geleid hebben tot het ontstaan van de eindtekening, zijn ze daarin niet meer expliciet aanwezig. Pas als kijker, maar vooral als performer, word je aangespoord om deze elementen van het tekenen te ervaren. In deze blog schrijf ik daarom niet alleen vanuit de rol van beschouwer, maar vooral vanuit mijn eigen ervaring als deelnemer.
In 2017 organiseerde Van den Berk haar eerste ‘Ik geef je één lijn-performance’ in het kader van een projectweek over grafiet voor Buitenkunst Randmeer. Sindsdien heeft de kunstenaar op verschillende locaties, maar telkens met andere deelnemers(-aantallen) de performance opnieuw uitgevoerd.
De instructie
Bij het binnenstappen van de tentoonstellingsruimte in het CODA museum staat een lange tafel met daarop een groot vel papier klaar, dat aan de zijkanten met tape is vastgeplakt – om verschuiving te voorkomen. Rondom de tafel staan stoelen, waarop we als deelnemers mogen plaatsnemen. Maar voordat het zover is, krijgen we in een andere zaal eerst de instructie van de kunstenaar alsook de mogelijkheid om alvast te oefenen.
De instructie is duidelijk: iedereen start met een grafietpotlood dat je zo recht mogelijk over het papier trekt en daarbij van je rechter- naar je linkerhand laat gaan. Je laat de lijn net zo lang doorlopen totdat je buurman of buurvrouw aan je linkerkant het grafietpotlood overneemt – zonder dat deze het potlood van het papier loslaat (!). Terwijl je met je linkerhand je grafietpotlood doorgeeft, ontvang je met je rechterhand alweer het nieuwe potlood. Een proces dat net zo lang doorgaat, totdat alle grafietpotloden gedurende het proces uit je handen op de tafel zijn gevallen (want die laat je liggen en gebruik je niet meer).
Een tekening met geluid
De kunstenaar heeft tijdens de instructie opgeroepen tot stilte. Door stil te zijn ga je je niet alleen beter focussen op de handelingen, maar hoor je plotseling dat een tekening ook geluid heeft. Het is de cadans van grafietpotloden die over het papier glijden. Af en toe wordt deze cadans onderbroken door potloden die op de tafel vallen. Zodra er nog maar één of twee potloden door de groep circuleren, merk ik dat ik mij minder hoef te concentreren op de handeling, waardoor meer ruimte ontstaat om op omgevingsdetails te letten. En vanaf dan hoor je ook dat iedere deelnemer een eigen tekengeluid heeft. Bij de één hoor je hoe een lijn hard en snel over het papier wordt getrokken, terwijl de andere getrokken streep veel zachter klinkt en hoorbaar langer over zijn weg van rechts naar links doet.
Collectief
Ondanks dat de deelnemers elkaar niet kennen, zorgt de performance voor verbinding. Er ontstaat automatisch een groep. Binnen die groep is iedereen gelijk en zijn zaken als leeftijd, afkomst, opleidingsniveau en kennis van of ervaring met tekenen irrelevant. De instructie is namelijk voor iedereen gelijk, en ook de opstelling – je zit in een besloten kring rondom een vel papier – bevordert het groepsgevoel.
Van de Berk geeft als instructie om gedurende de performance te versnellen, een proces dat door de groep wordt bepaald, maar in ons geval wat moeilijker op gang komt. De groep bepaalt ook gezamenlijk – zonder ingrijpen van de kunstenaar – wanneer de performance ten einde is: het moment dat het laatste grafietpotlood uit handen valt.
Op een gegeven moment beginnen de handelingen als lopendebandwerk aan te voelen en merk ik dat ik in trance raak. Je gaat op in het moment en vergeet ruimte en tijd. Pas achteraf hoorde ik dat museumbezoekers dichterbij kwamen kijken en foto’s of filmpjes maakten. Niets van dat alles heb ik meegekregen, omdat ik volledig gefocust was op de handeling (een facet van tekenen dat ik overigens ook (vaak onbewust) ervaar als ik zelf aan het tekenen ben).
Individu
Ondanks het collectieve karakter van de performance benadrukt Van den Berk de verantwoordelijkheid van het individu binnen het collectief. ‘Houd je niet bezig met wat je buurman of -vrouw (verkeerd) doet, maar concentreer je op je eigen stuk’ deelt ze mede tijdens de instructie. Dat stukje verantwoordelijkheid voor je eigen lijn voel ik telkens terug aan het begin en eind: ‘pak ik het stukje grafiet wel goed aan en geef ik het ook weer goed door?’ Soms merk ik dat ik het grafietpotlood niet los durf te laten totdat ik weerstand voel en zeker weet dat mijn buurman het overneemt.
Richting het einde van de performance zie ik hoe sommige deelnemers de instructies los beginnen te laten. Af en toe wordt de stilte doorbroken en in plaats van het potlood van de rechter- naar de linkerhand te trekken, wordt opeens nog maar één hand gebruikt. Moeheid, pijn of kramp in het lichaam blijken later de redenen hiervoor te zijn (onderdelen die ook regelmatig terugkeren in het werk van een tekenaar). Met het verdwijnen van de potloden en het verstrijken van de tijd, lijken de individuen steeds meer zichtbaar te worden.
Die verscheidenheid aan individuen zie je echter ook terug in het eindresultaat. De niet onderbroken lijn is zichtbaar opgebouwd uit negen individuele stukjes. Terwijl het ene stuk smal en precies is, is het volgende stuk bibberig en breed. Ondanks de basale en beperkte handeling, zie je zelfs hier al dat iedereen een persoonlijk handschrift en gebaar heeft.
Grafiet
Een laatste facet dat ik nog graag wil aanhalen, is de ervaring van het tekenen met grafiet. Terwijl iedere deelnemer met een nieuw en daarmee scherp geslepen grafietpotlood begon, waren de potloden aan het eind van de performance stomp en voor een deel afgesleten. Het zorgde voor een andere beleving van het materiaal: je kon minder scherpe lijnen trekken en door het groter wordende oppervlak van de punt bood het materiaal ook steeds meer weerstand. Deze verandering in beleving werd overigens ook veroorzaakt door de ondergrond. Waar je in het begin nog je lijnen op een stuk blanco papier trok, was deze gaandeweg de performance gevuld met lijnen. Je trok lijnen over grafietlijnen. In mijn geval ontstond er zelfs een kleine inkeping, omdat ik de lijnen dicht over elkaar trok. Zonder je inhoudelijk zorgen te hoeven maken over beeldende keuzes, bood de performance de mogelijkheid om tekenkunst (opnieuw) te ervaren.
De tentoonstelling CODA Paper Art is nog tot en met 12 november te zien. Op zaterdag 4 november vindt de laatste meedoenperformance ‘Ik geef je één lijn’ van Liesje van den Berk plaats. Zelf meedoen? Zie: Meedoeperformance Liesje van den Berk – Ik geef je één lijn (coda-apeldoorn.nl)
Al eerder schreef ik over het werk van Liesje van den Berk, kijk voor deze blogs op:
- https://www.sandramackus.nl/was-getekend-10-jaar-tekenkabinet/
- https://www.sandramackus.nl/was-getekend-big-art/