De tweede kunstenaar die ik in deze blogreeks naar aanleiding van mijn masterscriptie over zwart-wit in de hedendaagse tekenkunst bespreek is Marcel van Eeden (Den Haag 1965). Omdat er in Nederland op dit moment geen tentoonstelling met zijn werk te zien is, kies ik ervoor om werken te bespreken die ik al eerder gezien heb of (wat eigenlijk tegen mijn principes ingaat) op het internet gevonden heb. In mijn scriptie vergeleek ik het werk met dat van Rinus Van de Velde. Want hoewel hun werk in eerste instantie zeer divers oogt, geloof ik dat hun gebruik van zwart-wit overeenkomt.
Encyclopedie van de dood
Van Eeden is gefascineerd door het ‘niet-zijn’ van de mens en dan met name in de periode vóór zijn bestaan. Aangezien over de periode na zijn dood nog niets te zeggen is, maakt hij tekeningen die hij baseert op beeldmateriaal van vóór 1965. Selecterend uit een enorm archief aan beeld- en fotomateriaal construeert hij als het ware zijn eigen voorgeschiedenis. Van Eeden ziet het tevens als een dagboek, omdat de keuzes die hij maakt worden beïnvloed door het heden.
Verhalenverteller
Sinds 2004 maakt de kunstenaar steeds vaker series tekeningen, die samen een beeldverhaal vormen. Door de toevoeging van tekst (die hij eveneens ontleentaan bronmateriaal van vóór 1965), suggereert hij een verhaal. Dat wordt versterkt doordat Van Eeden terugkerende personages aan de teksten toevoegt. Ondanks de suggestie van een narratief is iedere relatie tussen beeld en tekst – zowel binnen één werk als tussen de onderlinge werken binnen een serie – gebaseerd op willekeur.
Kleur
Toen ik Van Eeden sprak op de Koninklijke Academie in Den Haag gaf hij duidelijk aan niet alleen in zwart-wit te tekenen. Vooral de werken die hij baseerde op affiches met etenswaren waren altijd in kleur – aangezien eten in zwart-wit niet de smaakpapillen aanspreekt. Toch is het merendeel verstoken van kleur, omdat het beeldmateriaal van vóór 1965 hoofdzakelijk zwart-wit was.
Den-Haag – Zürich
De grote houtskooltekeningen die de kunstenaar in 2019 voor de tentoonstelling ‘Den Haag-Zürich 1934-1936’ in de Barbara Seiler Galerie in Zürich maakte, lijken op ouderwetse ansichtkaarten die sterk zijn uitvergroot. Zoals meestal baseert hij zijn werk op de steden of plekken waar hij exposeert. Ditmaal zijn het zijn beide woonplaatsen, Den Haag en Zürich waar hij voortdurend heen en weer pendelt. In de tekeningen doet een kruis soms aan de Zwitserse vlag herinneren en zo nu en dan meen ik een Hollands straatbeeld te herkennen. Toch is het onzeker wat hij precies getekend heeft, wat wordt versterkt door de snelle tekenwijze. Net zoals we vorige week bij het werk van Van de Velde zagen, lijkt het werk van een afstandje realistisch – alsof het foto’s zijn – maar zijn het van dichtbij overduidelijk tekeningen die zijn opgebouwd uit vegen, lijnen en krassen.
Amsterdam
Rond dezelfde periode exposeerde Van Eeden in Galerie Martin van Zomeren met zijn expositie ‘Ryksmuseum’. Op een grote houtskooltekening in zwart-wit is een silhouet van een gebouw te herkennen dat aan het Rijksmuseum doet denken. Opnieuw lijkt hij zich op een ouderwetse ansichtkaart te hebben gebaseerd die hij heeft uitvergroot. Aande tekening zijn ook twee teksten toegevoegd. In zijn zwierige tekenhandschrift heeft hij een onleesbare tekst neergezet waaruit ik enkel het cijfer 1884 kan opmaken. Daarnaast heeft hij in blokletters een tekst toegevoegd waaruit blijkt dat een duur schilderij uit het Rijksmuseum is gestolen. Als in een krantenartikel lijkt de tekening plotseling de tekst te illustreren. Hoewel tekst en beeld overtuigend bij elkaar passen, is dit werk onderdeel van een fictief en absurd verhaal dat door de kunstenaar is samengesteld aan de hand van oud bronmateriaal.
Zwart-wit
Door gebruik te maken van zwart-wit kan Van Eeden een wereld oproepen die los staat van zijn eigen tijd die hij in kleur waarneemt. De werken roepen duidelijk een kloof op tussen zijn ‘hiervoormaals’ – oftewel de wereld die hij nooit bewust heeft meegemaakt – en zijn eigen leven. De zwart-wit tekeningen maken ook direct inzichtelijk dat de kunstenaar zich met beeldmateriaal uit het verleden bezighoudt.
Aan dat archiefmateriaal kleeft een documentaire waarde. Een zwart-wit tekening die herinnert aan een oude ansichtkaart van Amsterdam van vóór 1965 roept connotaties met de analoge zwart-wit fotografie op. Zoals reeds in het theoretisch kader (blog: ‘was getekend… zwart-wit in de tekenkunst’) is aangegeven, kan Van Eeden hiermee de schijn van objectiviteit oproepen. Uiteindelijk blijft het een tekening en valt van dichtbij de hand van de meester te ontdekken. Oftewel, het is geen objectief werk. Door de toevoeging van (fictieve) teksten, wordt dit spel tussen feit en fictie extra versterkt. Hoewel Van Eeden in eerste instantie een persoonlijke geschiedschrijving op basis van (objectief) archiefmateriaal lijkt weer te geven, creëert hij een beeldverhaal waarin objectieve foto’s worden omgezet in fictieve vertellingen.