Afgelopen zondag opende de solotentoonstelling ‘Dwelling in drawing’ van Marjo Postma in Galerie Getekend (Heerenveen). Het merendeel van de tekeningen die ze in deze tentoonstelling laat zien, heeft ze tijdens haar residentieperiode in het Italiaanse Pergola (2023) gemaakt. Daar wist ze de hand op oude architectuurtekeningen te leggen, waarop ze vervolgens intuïtief en associatief haar eigen constructies is gaan tekenen.
Mijn oog viel gelijk op bovenstaande tekening. Het vergeelde document geeft de tekening een wat verouderde uitstraling; alsof we naar werken uit een andere tijd kijken. Dit in combinatie met de figuur – die uit een veelvoud aan organische vormen en tekentechnieken is opgebouwd – lieten mij aan een cadavre exquis denken, die door surrealistische kunstenaars als André Breton gemaakt werden. Niet toevallig werd deze techniek bedoeld om beelden vanuit het onderbewustzijn naar boven te halen. Het onbestemde resultaat alsook het gevoelsmatig reageren op dat wat de voorganger heeft gemaakt, is een facet dat terugkeert in het werk van Postma. Al tekenend reageert ze en laat ze (imaginaire) beelden, gedachten, herinneringen, dromen en gebeurtenissen samenkomen. De tekening lijkt een soort verblijfsplek geworden, die door de architectonische ondertekening een letterlijke dimensie krijgt.
De titel van de tentoonstelling herinnert aan Heideggers essay ‘Bauen Wohnen Denken’ (1951) waarin de 20ste -eeuwse filosoof aangaf dat ‘bouwen, wonen en zijn’ hetzelfde betekenen, zoals hij onderstreepte met de etymologische betekenis van het oudduitse woord Buan. Een woonruimte is een begrensde plek die binnen en buiten (in de breedste zin van het woord) van elkaar onderscheidt en waarbinnen je als mens in vrijheid kunt bestaan. Met de Italiaanse ondertekeningen lijkt Postma deze plek voor zichzelf te hebben veiliggesteld. Maar niets is minder waar. Al tekenend reageert ze op deze begrenzingen en stelt ze zichzelf kwetsbaar op.
De ontmoeting met een zeeschildpad tijdens een duiktocht in 1992 maakt nog altijd een grote indruk op de kunstenaar. Het dier keert dan ook geregeld terug in haar werk en is ook tijdens de tentoonstelling zowel impliciet als expliciet aanwezig. Het bijzondere aan een schildpad, is dat deze altijd zijn huis bij zich draagt en daarmee volledig verstrengeld is: een symbiose van architectuur en dier. Postma tekent hierop door. Architectonische structuren worden plotseling organisch, hebben (zoals op bovenstaande tekening) soms pootjes en een staartje en worden voorzien van patronen die voortkomen uit haar eigen (onder-)bewustzijn en waarmee ze reageert op de reeds aanwezige architectuurtekeningen.
Geregeld stel ik mijzelf de vraag of ik een mens- of dierfiguur zie of dat ik naar een architectonische structuur kijk. In kapitalen heeft Postma de woorden GAZEBO en TURTLE ARCHITECTURE aan een document met daarop een Italiaans projectplan toegevoegd. Om de Italiaanse zinnen niet de overhand te geven, heeft ze hier overheen getekend. Onder de tekst is een organische figuur te zien met wederom het woord GAZEBO, dat ditmaal onderdeel van de gestalte is geworden. De twee benen met hakkenschoenen suggereren in eerste instantie een mensfiguur. De contouren van de organische vorm daarbovenop herinneren echter aan een schildpad. En de gekleurde vlakkenstructuur aan de binnenkant doet weer aan de plattegrond van een gebouw denken. Het gaat hier echter niet over de som der delen. Maar, zoals de woorden ‘turtle architecture’ en ‘gazebo’ al lijken te benadrukken, over de symbiotische constructie.
Meermaals ontstaat ook een eenheid met de ondertekening. Zo wordt een bestaande tekening die op de kop is gedraaid, aangevuld met getekende driehoeken. Binnen de plattegrond lijkt nu een landschap vol piramides op te doemen, die tevens het strakke diagonale rasterpatroon van de architectonische ondertekening resoneren. Het landschap staat wederom boven op een stel organische benen. Het schild heeft zijn veilige pantserstramien verlaten en is opgegaan in de reeds aanwezige architectuur.
Tot slot wil ik bovenstaand werk aanhalen, vanwege de onmiskenbare verwijzingen naar het ‘vlinderdasje’ van René Daniëls. Net als de schildpad kent dit motief uit het werk van Daniëls een grote verscheidenheid aan representaties en functies. Het is een figuur die zowel plat als ruimtelijk kan zijn en onlosmakelijk verband houdt met architectuur. Postma lijkt gebruik te maken van de discrepantie van dit motief, door twee strikken als een vlinderdasje te laten fungeren voor iets wat op een voet of poot lijkt. Terwijl drie andere strikken als ruimtelijke elementen verticaal worden weergegeven (het is hierbij de streep van de ondertekening, die ze precies door het midden laat lopen, die ervoor zorgt dat het motief ruimtelijkheid suggereert).
De zeeschildpad en het werken met een (onder-)waterwereld lijken ook een metafoor voor haar beeldende proces. Als golven die naar het strand rollen en zich weer terugtrekken, bevindt Postma zich in een voortdurend proces van geven en nemen, van kijken en reageren. Door goed te kijken wat er zich op beeldend en materieel vlak aandient, is de kunstenaar ontvankelijk voor het onverwachte. Terwijl ze de ene keer met de stroming mee kabbelt, zwemt ze er een volgende keer tegen in. Zo wordt ieder werk een nieuwe ontdekkingsreis, die waarschijnlijk niet alleen voor de maker maar zeker ook voor de kijker boeiend blijft om naar te kijken.
De tentoonstelling Dwelling in Drawing is nog t/m 5 mei in Galerie Getekend te zien.