Afgelopen weekend bracht ik een bezoek aan de tentoonstelling PARS ET TOTUM van Niels Janssen. Ik sprak de kunstenaar al een keer tijdens het Tekenkabinet in Amsterdam (zie: https://www.sandramackus.nl/was-getekend-tekenkabinet-xi/ ) en ontmoette hem nu opnieuw in het prachtige KV02 aan de Hofvijver in Den Haag.
Het Puttertje
Voorafgaand aan mijn tentoonstellingsbezoek was ik het Mauritshuis binnengewandeld. Met het Puttertje van Carel Fabritius nog op mijn netvlies, valt mijn oog in de solotentoonstelling van Janssen opnieuw op een puttertje. Alleen ligt dit vogeltje in een luciferdoosje. Even schiet de ontploffing van het kruithuis door mijn hoofd waarbij Fabritius om het leven kwam, maar de kunstenaar blijkt ook andere vogelsoorten in luciferdoosjes te hebben getekend. Janssen geeft aan dat hij als kind – tijdens een katholieke begrafenis in het zuiden van het land – gefascineerd raakte door de kruisigingsbeelden. Hij probeerde ze na te maken, en begroef ook enkele dode vogels die hij in de natuur vond, in een doosje. Dit motief uit zijn jeugd keert nu terug in zijn getekende werk.
Singulariteit
In een open framework presenteert de kunstenaar diverse kleine tekeningen waarop één idee is uitgewerkt. De titels van deze werken beginnen vaak met het woord ‘singularity’ waarmee hij enerzijds lijkt te verwijzen naar het woord singularis dat ‘afgezonderd’ of ‘alleenstaand’ betekent. Anderzijds refereert het aan een natuurkundig fenomeen in de kosmos: een kleine punt met een oneindige dichtheid. En die punten – in de vorm van kleine, gekleurde cirkels – zie je overal terugkeren in de tentoongestelde werken. Binnen een singulariteit zijn de vaste wetten met betrekking tot tijd en ruimte niet meer geldig. En dat is waar Janssen ook in zijn werk mee lijkt te spelen. Zo zegt hij over de vogels dat het onduidelijk is of ze nog leven of dood zijn. En ook uit de verwijzing naar andere plaatsen en tijden binnen één beeld (zoals de combinatie van een Egyptische obelisk met de tekst ‘Safety matches made in Sweden’) blijkt zijn interesse voor het concept ruimtetijd, oftewel de relativiteitstheorie. Daarbij vormt tijd, gezien de arbeidsintensieve tekentechniek die de kunstenaar hanteert, ook altijd een letterlijke component in zijn werk.
Psychogram
De tekeningen waarin de kunstenaar één idee uitwerkt zijn nieuw. Hij maakt ze vaak gelijktijdig als hij bezig is met een groter psychogram, waarin hij juist meerdere gedachten, beelden en teksten met elkaar combineert. Het verklaart ook de titel van zijn solotentoonstelling: deel en geheel. Het nauwgezette tekenwerk van zijn psychogrammen lijkt een vooropgezet plan te veronderstellen, maar niets is minder waar. Janssen laat zich door het maakproces verrassen, tekent wat hem op dat moment dwars zit of aan het denken zet, draait zijn blad meerdere malen om, tekent lagen over elkaar, gumt delen van zijn tekeningen uit of breekt de structuur van zijn tekening open door perspectivische interventies aan te brengen om daar vervolgens weer in verder te kunnen werken. Hij balanceert daarbij voortdurend op het randje van esthetisch welbehagen en iets wat nog niet helemaal goed voelt. Het werk moet voor hem schuren – er moet iets in zitten dat wringt – pas dan is hij tevreden. De compositie is een gevolg van het maakproces, waarin hij zijn (bewuste en onbewuste) gedachten en gevoelens – kortom alles wat het leven voortbrengt – intuïtief samenbrengt op het vel papier.
Groter
Het meest recente psychogram dat in de tentoonstellingsruimte hangt, heeft de kunstenaar op een groter formaat getekend dan zijn oudere werken. In de wat oudere werken lijkt hij alle beelden meer samen te drukken in een kleine ruimte. Het grotere formaat geeft letterlijk ruimte en lucht aan zijn getekende structuur. Dit in combinatie met de weergave van zijn atelier in het midden van het blad, waarmee hij een centraal perspectief in het beeld brengt. Tijdens ons gesprek haalt Janssen de kunstenaar Willem De Kooning aan – zijn grote voorbeeld sinds hij aan de academie in Den Haag ging studeren – die ruimte als het meest abstracte onderwerp zag. Hoewel Janssen in eerste instantie – net als De Kooning – groot en expressief wilde gaan schilderen, lijkt hij zijn voorbeeld ook in zijn verfijnde tekenwerk niet volledig te hebben losgelaten. Ook hij lijkt ruimte niet alleen concreet op te vatten, maar zowel geestelijk als visueel gestalte te geven. Het papier lijkt een verlengstuk van zijn eigen leven, een plek waarin hij al die losse delen kan samenvoegen tot een geheel. Zijn psychogrammen hebben daardoor iets weg van een hersenstructuur: herinneringen uit het verleden (opnieuw zijn een kruisbeeld en een dode vogel in het werk te zien), observaties (zoals een portret van Vincent van Gogh, een weergave van zichzelf en een tekening van een trol met rechtopstaande haren zoals we ze uit de jaren ’90 kennen) en gedachten (die soms letterlijk als tekst worden opgeschreven, maar van een afstandje ook als beeldend element fungeren) worden vaak op een vervreemdende manier bij elkaar gezet. De werken lijken vooral een (geestelijk) tijdsdocument van de kunstenaar, waarin de beschouwer een kijkje mag nemen