Volgens de Duitse filosoof Walter Benjamin (1892-1940) zou het verschil tussen teken- en schilderkunst niet in het materiaal zitten, maar in de manier waarop de werken worden gemaakt en gepresenteerd. Terwijl schilderijen verticaal zouden worden vervaardigd en getoond, zou de maak- en presentatiewijze voor tekeningen juist horizontaal zijn. Tegenwoordig is het eerder regel dan uitzondering, dat ook tekeningen aan de muur worden opgehangen, of op andere wijzen dan liggend worden gepresenteerd.
De intieme tekening
Toch zie je dat af en toe nog voor een horizontale presentatiewijze wordt gekozen. In de vaste collectiepresentatie van Museum MORE kwam ik een prachtige opstelling van het kunstenaarsboek Mothers Matter (2017) van Barbara Philipp tegen. Het boek ligt op een tafeltje, waarop naast het boek ook twee witte handschoenen liggen en een bureaulamp. De geïnteresseerde bezoeker kan op de stoel plaatsnemen, de handschoentjes aantrekken en naar genoegen door het boek bladeren. De kijker moet er moeite voor doen en er de tijd voor nemen. Daardoor vertraagt het kijkproces en ontstaat een intieme ervaring. Er kan namelijk maar één kijker per keer plaatsnemen.
Ook het werk van Ibrahim El-Salahi, dat ik in mijn blog ‘was getekend… de Biënnale (Arsenale)’ al beschreef, werd liggend in vitrines gepresenteerd. Je moet als kijker voorover buigen, terwijl je je neus bijna tegen de vitrine drukt, om de kleine, gedetailleerde werken goed te bekijken. Je neemt dezelfde houding aan als de kunstenaar, toen hij het werk maakte. De private sfeer past bij zijn ontroerende en persoonlijke tekeningen. De tekening vormt de intermediair tussen kijker en maker. Een intiem moment waarbij je niet door anderen wordt gestoord.
Aan de muur
Het Rijksmuseum presenteerde vorig jaar een tentoonstelling over prenten en tekeningen op groot formaat: XXL papier (voor de blog, klik hier). In de tentoonstelling hing een metersgroot werk van Jacobien de Rooij. Terwijl je als kijker bij kleine tekeningen als het ware de macht over het object hebt, verlies je bij grote, monumentale werken juist het overzicht en de controle. Het is ook een verandering in werkwijze voor de tekenaar. Van voorovergebogen zittend werken, moet deze opeens staand gaan werken. Het is een fysiek proces, dat veel van het uithoudingsvermogen vraagt.
Volgens kunsthistoricus Jurrie Poot heeft de inwisseling van handgeschept voor machinaal ontwikkeld papier aan het eind van de 19de eeuw bijgedragen aan de verzelfstandiging van de tekening, omdat er voor het eerst grotere papierformaten voorhanden waren. (1)
Toch kiezen veel kunstenaars uit praktische overweging ervoor om een monumentaal werk uit meerdere vellen papier op te bouwen. Bijvoorbeeld vanwege de beperkte grootte van de atelierruimte, omdat het werk gemakkelijker getransporteerd kan worden, maar ook door het (gebrek aan) papieraanbod of bijvoorbeeld omdat een kunstenaar pas op een later moment heeft besloten dat de tekening groter moest worden of een deel wilde veranderen.
Er zijn echter ook tekenaars die hun kunstwerken bewust uit meerdere vellen papier opbouwen, als onderdeel van het werk. Zo kwam ik tijdens de tentoonstelling Deep Drawing in het Drawing Centre (Diepenheim) werk van Zakia El Abodi tegen dat ze uit meerdere vellen papier had samengesteld. De randen van het papier veranderen in een grid – een structuur – die haar symmetrische werk dat volledig uit geometrische vormen is opgebouwd, ondersteunt en versterkt.
Klipjes, naalden en magneten
Nu tekeningen niet langer alleen maar in vitrines of verzamelmappen worden gepresenteerd, ontstaat natuurlijk ook de vraag ‘hoe je deze werken op kunt hangen’. Hoewel er bij kleine werken voor kleefgum kan worden gekozen (afhankelijk van de ondergrond en de zwaarte van de tekening), zie ik dat er vaker voor fijne lijstnaalden wordt gekozen. Deze bevestigen het werk steviger, en zijn makkelijker aan te brengen en vooral ook weer weg te halen. Niet iedere kunstenaar wil gaatjes in het werk, waardoor vaak kleine stukjes papier aan de hoeken van het blad worden bevestigd, waarin de naald kan worden getimmerd.
Er kan ook voor magneetjes gekozen worden, die net als de lijstnaalden op het werk worden ‘bevestigd’, maar in dit geval geen sporen achterlaten. Een andere oplossing zijn clips of klemmen die aan het papier kunnen worden bevestigd en waarbij de naald door het oog van de clip gestoken wordt. Ook deze zijn weer steviger in het geval van grote werken, maar springen wel meer in het oog.
Tot slot kan de tekening ook worden ingelijst. Ook dit vraagt om bewuste keuzes. ‘Moet de lijst direct rond de tekening geplaatst worden, of heeft de tekening (fysiek) meer ruimte nodig of moet er, vanwege het materiaal bijvoorbeeld, afstand tussen de tekening en het glas bewaard worden – en dus voor een passe partout gekozen worden?’ Een lijst en een passe partout kunnen een werk versterken, maar ook afbreuk doen aan een tekening.
Eigen ervaring
De laatste tijd is mijn interesse voor het presenteren van tekeningen toegenomen. Als tekenaar probeer ik graag de grenzen op te zoeken wat hierin mogelijk is. Maar daarbij loop ik natuurlijk ook tegen problemen aan. Op de Zomerexpo Europa (2019) mocht ik mijn werk Getekende Rondreis door Europa tentoonstellen. Dit werk bestaat uit een papieren kassarol van 54 meter, die ik een jaar lang heb volgetekend met de belangrijkste gebouwen en natuurgebieden van ons continent. Op papier bezocht ik alle landen van Europa. Aangezien een rol van 54 meter moeilijk te presenteren is, heb ik een draaisysteem bedacht om de rol handmatig op- en af te laten wikkelen. Logischerwijs mochten museumbezoekers het werk niet aanraken, waardoor ze helaas uiteindelijk maar enkele centimeters van mijn project konden zien.
Voor de Klimaatexpo (2022) liep ik tegen eenzelfde probleem aan. Ik besloot alle dieren te tekenen die op de Nederlandse rode lijst staan en ze in een kaartenbak te stoppen, om de impact van de klimaatcrisis op ons ecosysteem te laten zien. Uiteindelijk heb ik 710 kaarten betekend. Ook dit werk was in de Fundatie te zien – ditmaal in Kasteel het Nijenhuis – waar de bezoeker wederom niet het werk mocht aanraken. Via een QR-code had ik dit probleem deels opgelost en kon de bezoeker, naast de gevulde archiefbak, ook naar de afzonderlijke kaarten kijken.
Het presenteren van een tekening maakt onlosmakelijk deel uit van het werk. De keuzes hebben gevolgen voor de interpretatie en beleving van het werk. Het maakt duidelijk dat het maken van een tekening meer behelst dan het tekenen alleen.
(1) Wim Beeren en Jurrie Poot, Op ware grootte: tekeningen (tent.cat. Stedelijk Museum Amsterdam), Amsterdam 1991