Was getekend… Tekenkunst in het Rembrandthuis

Normaal gesproken schrijf ik over hedendaagse tekeningen, maar af en toe maak ik graag een uitzondering (zoals ik bijvoorbeeld al eerder deed in mijn blog ‘was getekend… mooi oud’). In het Rembrandthuis zijn op dit moment 74 tekeningen te zien uit The Peck Collection (Ackland Art Museum, USA). De tentoonstelling is opgebouwd aan de hand van een centrale vraag: ‘Waarom maakte een zeventiende-eeuwse kunstenaar tekeningen?’ Een vraag die met zeven verschillende thema’s beantwoord wordt. De tentoonstelling nodigde mij uit om niet alleen na te denken over de 17de -eeuwse tekenaar, maar ook in hoeverre deze redenen overeenkomen met het heden.

Voor de verkoop

Sommige tekeningen werden in de 17de eeuw speciaal voor de verkoop gemaakt. Net zoals nu vormden ze een goedkoper alternatief voor schilderijen. De tekeningen die voor de verkoop waren bestemd, zijn vaak te herkennen aan het kwalitatieve papier en de mate van uitwerking (deze werden bijvoorbeeld van kleur voorzien). Daarin zit een belangrijk verschil met de hedendaagse tekening, die iedere vorm kan aannemen alsook op minder kostbare dragers (denk bijvoorbeeld aan verpakkingsmiddelen of krantenpapier) kan worden gemaakt.

Adriaen van Ostade, Studie van een zittende man met een pijp, ca. 1670-80, foto: Sandra Mackus

In de tentoonstelling wordt een tekening van Adriaen van Ostade als voorbeeld getoond. De nauwkeurige afwerking, het gebruik van waterverf en het feit dat de kunstenaar het werk gesigneerd heeft met zijn initialen, duidt op een tekening bedoeld voor de verkoop.

Motieven verzamelen

Met het oog van nu zijn de tekeningen die in de tentoonstelling hangen inmiddels allemaal collectors items. Maar veel tekeningen waren in feite nooit bedoeld om door een ander bekeken te worden. Waar een kunstenaar nu vaak zijn of haar telefoon of fotocamera pakt om iets vast te leggen, legde de tekenaar uit de 17de eeuw interessante taferelen vast op papier. Samengebundeld in mappen of ingebonden in een boek, vormden ze een persoonlijke inspiratiebron voor de kunstenaar. Deze tekeningen dienden ter inspiratie en voorbeeld van later werk.

Aelbert Cuyp, Vijf studies naar liggende schapen, ca. 1646, foto: Sandra Mackus

Aelbert Cuyps studies naar liggende schapen is zo’n werk dat uit een schetsboek van de kunstenaar komt. Hoewel het een prachtige compositie van vijf liggende schapen lijkt te zijn, heeft de kunstenaar via deze schets vastgelegd hoe een liggend schaap er vanuit verschillende hoeken uit kan zien. Op het informatiebordje naast het werk valt te lezen, dat drie van de schapen ook terug zijn te zien in een geschilderd landschap van Cuyp.

Oefenen in het atelier

Hedendaagse kunstenaars maken nog altijd gebruik van schetsboeken of tekeningen. Maar deze zijn niet zozeer bedoeld om motieven vast te leggen zoals deze in de 17de eeuw werden gebruikt. Dat komt ook, zoals eerder aangegeven, doordat de huidige kunstenaar toegang heeft tot een ongekende stroom aan visuele beelden via bijvoorbeeld computer, smartphone en tv . Schetsboeken en tekeningen worden eerder ingezet als oefenmateriaal; dat in de tentoonstelling ook als derde reden wordt aangehaald voor de 17de-eeuwse kunstenaar om te tekenen.

Tekenen is hét medium bij uitstek om de eigen vaardigheid te oefenen. Bij het tekenen naar de waarneming gaat het dan om de zogenaamde hand-oog-coördinatie. Oftewel: ‘Hoe kun je dat wat je ziet overbrengen op papier?’ Dat vergt veel oefening. 

Ook beeldhouwers of schilders tekenen vaak om die hand-oog-coördinatie te trainen. Dat komt omdat die grafietstift (of tegenwoordig een potlood), dat pennetje met inkt of een stukje krijt allereerst een soort verlengstuk van de hand is, waarbij je de meeste controle op het materiaal kunt uitoefenen. Daarmee wordt de tekening als direct gezien. Ten tweede zijn tekenmaterialen relatief goedkoop, klein en daardoor makkelijk en snel te hanteren. 

Abraham Bloemaert, Studies van handen uit een album, ca. 1595-1605, foto: Sandra Mackus
Abraham Bloemaert, Studies van putti, ca. 1590-1600, foto: Sandra Mackus

Dat het tekenen niet altijd naar de waarneming hoefde te gebeuren wordt aan de hand van twee werken van Abraham Bloemaert getoond. Op één van de tekeningen is een studieblad met handen te zien – die hij dus naar de waarneming tekende. Op het andere blad is een werk te zien dat, aldus de tentoonstellingsbeschrijving, naar de fantasie is getekend. Het klopt dat de kunstenaar voor zijn oefenblad vol putti nooit engelen heeft gezien, maar waarschijnlijk maakte de kunstenaar wel gebruik van voorbeelden en baseerde hij zich bijvoorbeeld op prenten.

Dergelijke oefeningen konden weer deel uitmaken van een motievenbundel en zo ter inspiratie voor een later werk worden gebruikt. Het maakt direct duidelijk dat de categorieën elkaar overlappen, en ze niet als losstaande redenen moeten worden gezien. 

Ideeën uitwerken

Hoewel sommige tekeningen al in de zeventiende eeuw speciaal voor de verkoop werden gemaakt, is het idee van de tekening als zelfstandig medium – waarbij het niet in dienst staat van een ander medium – pas in de 20ste eeuw in opmars gekomen. De tekening of, zoals in deze specifieke functie genaamd: de schets of voorstudie, was een van de belangrijkste redenen voor een kunstenaar om te tekenen. Ook nu weer zijn de directheid en snelheid waarmee er gewerkt kan worden alsook het goedkope materiaal, belangrijke redenen om gedachten eerst op papier te visualiseren. Een kunstenaar kan sneller een schets in krijt maken, dan de vorm direct in steen uithouwen. 

Rembrandt van Rijn, Man met een stok en een bontmuts, ca. 1647-1648, foto: Sandra Mackus

Doordat de man die Rembrandt in zijn studie Man met een stok en een bontmuts heeft getekend op een figuur uit zijn beroemde Honderdguldenprent (originele titel: De predikende Christus) lijkt, wordt deze studie als voorstudie, of als uitwerking van een idee gezien. Maar ook deze tekening zou net zo goed als oefening kunnen worden opgevat en in een motievenbundel worden gestopt, om later nogmaals als voorbeeld te dienen. 

Lambert Doomer, Dorpsgezicht, 1645, foto: Sandra Mackus

Herinneringen aan verre reizen vastleggen

Kunstenaars die naar het buitenland vertrokken legden hun ervaringen vaak vast op papier, als herinnering maar ook opnieuw om motieven vast te leggen voor eventueel later werk. Opvallend is dat in de tentoonstelling enkele tekeningen worden getoond die waarschijnlijk pas bij thuiskomst zijn vastgelegd. Zo maakte Lambert Doomer een tekening van een Frans dorpje in de buurt van Nantes. Zoals het bijschrift duidelijk maakt doen het bruggetje over een gracht en de huisjes met gevels wel erg Hollands aan en heeft de kunstenaar zich waarschijnlijk gebaseerd op zijn eigen omgeving.

Esaias van de Velde, Een groepje bomen bij een ruïne, ca. 1620-25, foto: Sandra Mackus

Plaatsen tijdens wandelingen vastleggen

Een zevende categorie, die sterk overeenkomt met de categorie ‘motieven verzamelen’ is het maken van landschapstekeningen. Het equivalent van het huidige urban sketching maar dan op het platteland. In de tentoonstelling hangt een werk van Esaias van de Velde. In zijn tekening oefent hij duidelijk hoe hij door middel van lijnen de structuur van een boom op papier kan krijgen. Door donkerbruine inkt voor de bomen op de voorgrond te gebruiken, legt hij de nadruk op dit motief, aangezien de rest door het gebruik van lichtbruine inkt automatisch naar de achtergrond wijkt.

Meer categorieën?

Aan het eind van de tentoonstelling stelde ik mijzelf de vraag welke redenen voor het maken van een tekening ik mis, als het gaat om de huidige tekenaar. Hoewel het tekenen vanuit de fantasie wel genoemd wordt, ontbreekt het tekenen als middel om gevoelens te uiten. Logisch aangezien deze categorie tekeningen pas vanaf de 19de eeuw, met de intrede van de romantiek, ontstond.

Daarnaast mis ik ook de (hobby-)tekenaar, die voor het plezier een tekening maakt. Een categorie waarvan – met uitzondering van een aantal talentvolle amateuristen – nauwelijks tekeningen bewaard zullen zijn gebleven. Dat betekent niet dat er in de 17de eeuw nooit puur omwille van het plezier getekend is.

De tentoonstelling Tekenkunst is nog t/m 11 juni in Museum Rembrandthuis te zien.