Vorige week schreef ik al een blog naar aanleiding van mijn bezoek aan de tentoonstelling The wandering eye in De Vishal. Tegelijkertijd met deze tentoonstelling is in het Prentenkabinet van het Teylers Museum de expositie The gifted eye te zien, met hedendaagse tekeningen die door voormalig galeriehoudster, curator en kunstadviseur Tanya Rumpff aan het museum zijn geschonken.
De speciaal voor deze tentoonstelling ontworpen inrichting valt direct op als ik het Prentenkabinet binnenwandel. Al aan de deur is een getekend portret van Rumpff te zien op een gelinieerd vel papier. Dit digitale ontwerp is gemaakt naar aanleiding van een vierdelige serie ringbandblaadjes, waarop René Daniëls alsook Tanya Rumpff in 1995 tekenden. Terwijl Daniëls een portret van Rumpff maakte (waarboven de doorgestreepte naam Lydia staat en daaronder Tanya) heeft Rumpff een meer karikaturaal portret van Daniëls gemaakt, terwijl ze – zoals in het bijschrift staat – in een cafeetje in Eindhoven zaten.
Ik vraag mij af waarom dit gelinieerde vel papier als achtergrond van één van de tentoonstellingsmuren dient, aangezien het ietwat afleidt van de tekeningen. Mogelijk komt het omdat, zoals uit de tentoonstellingscatalogus blijkt, het werk van Daniëls veel voor Rumpff betekent. Ze had vlak voor zijn hersenbloeding nog contact met hem en zag later hoe hij, ondanks dat zijn goede tekenhand verlamd was, nog altijd in staat is prachtige werken zoals bovenstaand portretje te maken. In de tentoonstellingscatalogus vertelt Rumpff over haar broer, die ook hersenletsel heeft opgelopen en door middel van tekeningen weer leerde communiceren. Die directheid van het tekenen, is wat haar aantrekt in het medium. ‘Tekenen is toch alsof je een blik in de ziel krijgt, het is heel elementair’, zegt ze hierover. Het is precies wat Daniëls vierdelige tekening illustreert. Twee portretjes, een glas Belgisch bier en een paar woorden volstaan om een verhaal op papier te scheppen. Als beschouwer mag je een moment meekijken in een conversatie tussen Rumpff en Daniëls.
De selectie tekeningen toont geen verzameling die esthetisch behaagt. Juist niet. Het zijn vaak werken die zich niet direct aan de kijker ontvouwen, maar die je uitnodigen om ze beter te leren kennen. Het mooie aan een museum expositie is, dat je de werken leert kennen in relatie tot andere werken. Zo hangt een tekening van Charlie Roberts, naast het werk van Sam Samiee. Zowel de in Kansas geboren, maar in Noorwegen werkende Roberts als de in Teheran geboren en in Nederland werkende Samiee, zijn beiden schilders. Geweld lijkt oppervlakkig gezien hun gemene deler, aangezien Roberts in zijn werk Krapp Kapp een verzameling wapens toont en Samiee een jongen met een blauw oog heeft vastgelegd.
Toevallig heb ik Roberts tijdens mijn stageperiode in Kunsthal KAdE mogen ontmoeten – waar hij in 2010 een solotentoonstelling had (Charlie Roberts; Balls tot he Wall featuring Krapp Kapp) – en weet ik dat de titel van deze tekening naar zijn eigen band verwijst. Het verklaart ook waarom een gitaar, een versterker en een geluidsbox aanwezig zijn in de tekening. De drie personen op de achtergrond lijken ook op de bandleden. Het enorme arsenaal aan wapens ligt op een podium, waar een cactus bovenop een enorme taart zijn slijm uitspuwt. Zoals altijd is er in het werk van Roberts (te) veel te zien. IJsbrand van Veelen schreef in de gelijknamige tentoonstellingscatalogus (2010), dat de kunstenaar voortbouwt op zowel Cicero als de filosoof Giulio Camillo Delminio, die respectievelijk in gedachten en concreet, herinneringen opsloegen in architectuur om ze te kunnen onthouden en te recapituleren. Roberts creëert zijn eigen ruimtes waarin hij zijn gefragmenteerde (beeld-)herinneringen vastlegt. Door obsessief te tekenen en te schilderen probeert hij zich zijn enorme hoeveelheid aan herinneringen eigen te maken. Zijn werken vormen een opslagplek waar, net als in het geheugen, alles samenkomt en niets logisch is.
Samenvoegen is een thema dat Roberts met Samiee daadwerkelijk met elkaar verbindt. Waar Roberts herinneringen samenvoegt, zoekt Samiee naar een beeldtaal waarin hij zijn Oosterse achtergrond met de Westerse beeldtaal waarin hij is opgeleid, met elkaar kan verweven. Hij zoekt naar een soort transnationaal concept, waarin bijzonderheden van meerdere kunstcanons en culturen samenkomen. Net zoals het voor het werk van Roberts niet relevant is om te weten ‘waar welke herinnering vandaan komt’, wil ik Samiees werk niet bespreken als een gefragmenteerd geheel van verschillende inspiratiebronnen. Het is juist de herkenbaarheid van een jongen met een blauw oog die deze fragmenten overstijgt. Het werk lijkt over universele thema’s te gaan, zoals onschuld en pijn. Het is duidelijk waarom het werk van Samiee een plekje in Rumpffs collectie heeft. Al tekenend en schilderend drukt hij zijn conceptuele gedachten uit op papier. Je ziet opnieuw wat de voormalig galeriehoudster met haar opmerking ‘tekenen geeft je een blik in de ziel’ bedoelt.
De werken van de Litouwse kunstenaar Ričardas Vaitiekūnas en Rosemin Hendriks lijken elkaar oppervlakkig te vinden in het feit dat ze elk een dier hebben weergegeven. Toch is dit niet de belangrijkste overeenkomst, maar dienen de dieren eerder als middel voor hun tekenonderzoek naar onder andere contour, vorm, lijn, licht en donker en in het specifieke geval van Hendriks: reflecties. Die reflecties tonen zich in de breedste zin van het woord in haar werk. Het overgrote deel van Hendriks werk toont een reflectie van haar eigen gezicht. Deze werken zijn echter niet gebaseerd op een spiegelbeeld, maar op een foto, waarbij ze de contouren als raamwerk voor haar tekening gebruikt. Vervolgens gaat ze al tekenend op ontdekkingstocht. Terwijl een zelfportret in zekere zin altijd een reflectie van jezelf is, gebruikt Hendriks ook daadwerkelijk weerspiegelingen die ze zelf is tegengekomen en op de foto heeft vastgelegd. Zo kan ze de contouren of patronen van bijvoorbeeld een reflectie in een waterplas of een autoruit in haar tekeningen verwerken. Je krijgt op deze manier een weerspiegeling van haar gezicht en haar eigen gezichtsveld: dat wat ze zelf gezien heeft. Bekijken en bekeken worden lijken in haar werk samen te komen.
Zo af en toe kan een reflectie die ze op straat of in de natuur is tegengekomen, ook worden uitgewerkt in een op zichzelf staand beeld, zoals in het geval van deze gans. Net als haar gezicht, heeft ze de vogel uit grote, herkenbare contouren opgebouwd, zodat waarheidsgetrouwe details overbodig worden. Daarentegen lijkt ze naar de vlakken zelf en hun relatie ten opzichte van elkaar te kijken, wat ze nodig hebben. Tot slot speelt ze een spel met de reflectie, die een abstracte weergave van de gans toont. Het spiegelbeeld is bijna een verlengstuk van de gans geworden, net zoals Hendriks’ portretten metaforisch een verlengstuk van haarzelf zijn. Ze is het niet, maar toch ook weer wel.
De tekeningen van Vaitiekūnas worden nog meer door de helderheid en de essentie van vorm gedefinieerd. Met name in zijn etsen in zwart-wit, heeft hij aan enkele lijnen genoeg. Hetzelfde geldt voor dit timide portretje van een muis in een muizenval. Met een pijl maakt hij duidelijk dat de klem zojuist is dichtgeslagen en de muis gevangen is genomen, ook al lijkt de muis er nog levendig bij te zitten. Ook Vaitiekūnas lijkt reflecties van zijn eigen leven in zijn tekeningen weer te geven. Doordat zijn werk naast dat van Hendriks ligt, vraag ik mij af of de kunstenaar daadwerkelijk een muis in een klem heeft gezien om er vervolgens een tekeningetje van te maken, of dat we het werk eerder als een zelfportret moeten opvatten en hij zich als een ‘muis in de val’ weergeeft.
Ik wil deze bespreking eindigen met een werk van Koen Vermeule, die een silhouet met een vel papier in de hand tegen een lichtgekleurde achtergrond heeft getekend. In plaats van impasto, een techniek die geregeld terugkeert in zijn schilderijen, heeft hij nu op een transparante manier gewerkt en de verf niet met kwasten en paletmes, maar waarschijnlijk met een penseel aangebracht. Het concept van de eenzame mens en het weidse landschap – dat regelmatig terugkeert in Vermeules werk – keert ook terug in deze tekening, alhoewel de uitbundige uitstraling van zijn silhouet verschilt van de vaak ineengekrompen figuren in zijn werk. Onderaan de tekening staat ‘Voor Tanya’ wat ook de titel van het werk is. Gezien het halflange kapsel van het silhouet, vraag ik mij af we niet opnieuw naar een portret van de verzamelaarster kijken, met ditmaal een vel papier in haar hand? Als een soort 19de-eeuwse Rückenfigur strekt ze haar handen uit naar de oneindige (kunst-)wereld, op zoek naar nieuwe vondsten.
De tentoonstelling The gifted eye is nog t/m 3 september in het Teylers Museum (Haarlem) te zien