In de prachtig vormgegeven tentoonstellingscatalogus The wandering eye, met een essay van Joke J. Hermsen, is een uiteenzetting van curator en kunstenaar Kim Streur over de gelijknamige tentoonstelling te lezen. In woord weet ze een mooi beeld van de Vishal als landschap op te roepen, waarbinnen vrijelijk haar gedachten kunnen dwalen. Dit landschap heeft ze met behulp van eigen werk en het werk van vier andere kunstenaars verder vormgegeven, waarmee ze de kijker uitnodigt om, net als haar, al dwalend de ruimte en de tekeningen te verkennen. Eventjes mag je eenzelfde dolende zoektocht ervaren, zoals de kunstenaars in hun werk. In deze blog deel ik mijn associaties die bij mij opkwamen toen ik door de tentoonstelling liep.
Kim Streur
Het bijzondere was dat ik tijdens mijn rondwandeling de curator zelf heb ontmoet en we in gesprek zijn gegaan over de tentoonstelling. Hoewel ze tijdens het gesprek weinig op haar eigen werk inging en vooral over de andere kunstwerken sprak, wil ik haar installatie – die achterin de tentoonstelling te zien is, als eerste bespreken. Streurs eigen kunstenaarspraktijk ligt ten slotte aan de basis van de tentoonstelling – die al dan niet bewust – een reflectie op haar eigen werk(-wijze) is. En die werkwijze lijkt voornamelijk te bestaan uit een cyclus van kijken en associatief reageren. Het is de manier waarop haar ongebreidelde stroom aan tekeningen ontstaat, maar ook de manier waarop ze haar eigen werk – alsook de werken van de andere kunstenaars in de Vishal – presenteert.
Streurs installatie Into the woods bestaat uit een verzameling afzonderlijke (recente en oudere) tekeningen, die waarschijnlijk ter plekke – op basis van intuïtie en associatie – is samengesteld. De enige voorspelbaarheid is dat staande vellen papier die betekend zijn met zwarte inkt en geel pastelkrijt, worden afgewisseld met (letterlijk) inktzwarte vellen papier, waarop witte afdrukken van bladeren zijn te zien. De installatie strekt zich horizontaal uit over de muur en herinnert – mede dankzij de afdrukken van bladeren – aan een boom. Eén bedrukt vel papier onderaan in het midden lijkt als een soort boomstam te fungeren, terwijl de opeenstapeling van tekeningen op de vloer, een soort wortels vormt binnen deze context. Met de Sint-Bavokerk die door het glazen dak achter het werk is te zien, moet ik specifiek aan de boom van Jesse denken, waarbij de voorstellingen in dit geval de nakomelingen van het artistieke scheppingsproces zijn.
Streur heeft onder andere vogels, een blad van een paardenbloem, herten, pillendraaiers, Maria met kind, alsook meer abstracte vormen getekend. Sommige motieven en vormen binnen die motieven keren vaker terug – alhoewel geen enkele tekening hetzelfde is. Enkel het gebruik van zwart, wit en geel zijn de constanten binnen een getekende wereld die voortdurend verandert. Met het geel lijkt de kunstenaar haar onderwerpen op te lichten uit de duisternis. Alsof ze met een zaklamp door het bos loopt en ons attendeert op haar eigen vondsten.
In haar interview voor de blog oddballspace benadrukt Streur het idee van de natuur als plek waar gedachten vrij kunnen stromen. Met haar installatie brengt ze haar voorstellingen terug naar waar ze vandaan komen en biedt ze de kijker eenzelfde ervaring. We worden uitgenodigd om, net als de kunstenaar, visueel en in gedachten rond te dwalen en zodoende nieuwe associaties te vormen. Net als bij een boom, groeien er voortdurend nieuwe takken, twijgjes en bladeren in haar werk, zonder vooraf te weten hoe het er uiteindelijk uit komt te zien.
Mark Kramer
Bij het binnentreden van de tentoonstelling kom je eerst langs de verstilde werken van Mark Kramer. Aan de muur hangen diverse atlassen, die hij met verschillende patronen heeft geperforeerd. Naast dat zijn ingrepen prachtige structuren en patronen opleveren, krijgt het begrip ruimtelijkheid een dubbele lading. Terwijl atlassen de wereld en daarmee ruimtes reduceren tot een plat vlak, brengt Kramer er opnieuw ruimte in. Die ruimte is enerzijds letterlijk, doordat hij gaten maakt in dikke boeken. Aan de andere kant is die ruimte ook metafysisch en doet hij met zijn werk aanspraak op je vermogen om die ruimtelijkheid in je geest verder te onderzoeken. Als een geoloog kijkt Kramer wat er zich onder de buitenste laag bevindt. Op deze manier creëert hij nieuwe werelden. Niet alleen het uiterlijk van de wereldbol zelf – die op bovenstaande atlas was te zien – is veranderd, maar deze wereldbol lijkt de doorgang naar nieuwe ruimtes te zijn geworden: alsof iedere krater een doorgang biedt naar een nieuwe, nog niet eerder ontdekte ruimte(-lijkheid). Net als de installatie van Streur, nodigt ook Kramers werk uit tot dwalen. Er gaan letterlijk nieuwe werelden voor je open.
In een vitrine liggen de restanten van Kramers perforatietocht. De gekleurde restanten papier doen aan zand en aardlagen denken, wat de gedachte van Kramer als conceptueel geoloog prachtig onderstreept.
Marjolijn van den Assem
Waar het werk van Kramer je letterlijk naar binnen zuigt als gevolg van minimale ingrepen, trekt het werk van Marjolijn van den Assem (1947) al gelijk bij binnenkomst je aandacht. Met een grootschalige installatie van papier – die is samengesteld uit verschillende oudere en nieuwe werken – toont ze haar hartstochtelijke zoektocht die zijn oorsprong vindt in de teksten van Nietzsche. Door zijn brieven (in verschillende talen) over te schrijven, lijkt ze voor een moment in de pen van de Duitse filosoof te kruipen, waarin ze zich sterk herkent. De teksten veranderen van een afstandje in een landschap. De woorden, zinnen en letters brengen al kronkelend over het papier structuur en ritmes aan en roepen tegelijkertijd – ongeacht wat ze vertellen – een bepaald temperament op. Je voelt dat Van den Assem niet klakkeloos overschrijft, maar een intense dialoog aangaat, waarvan wij een neerslag zien. Met papieren en kartonnen sculpturen, die ze vaak beschildert, brengt de kunstenaar een soort interpuncties, als bakens van rust aan. Het zijn mogelijk plekken die de kunstenaar, in de voetsporen van Nietzsche, zelf heeft bezocht, zoals een huis, of een landschap. Ik moet eventjes gniffelen als ik zie hoe ze twee van haar sculpturen met behulp van nietjes heeft betekend – aangezien zelfs daar een verwantschap met Nietzsche lijkt te kunnen worden gevonden. Een groot oog dat gevuld is met een landschap maakt voor mij duidelijk hoe we naar het werk kunnen kijken. Ik moet aan Nietzsches concept van ‘vernatuurlijken’ denken, dat hij in De vrolijke wetenschap (1882/87) naar voren brengt. Filosoof Max van der Heijden interpreteert dit concept als volgt:
Als reactie op de dood van God pleit hij (Nietzsche) voor de ‘vernatuurlijking’ van de mens (VW 109). Nu God ons niet langer vertelt hoe we moeten leven, kan de natuur deze leegte opvullen. Maar hoe ‘vernatuurlijk’ je als mens? Vernatuurlijken is een proces dat verloopt via twee stappen. De eerste stap is een wetenschappelijke herwaardering van jezelf als natuurwezen. De tweede stap is een esthetische verhouding tot de natuur: de mens moet zijn eigen natuur met het oog van de kunstenaar benaderen.’ (bron: https://bijnaderinzien.com/2018/10/12/leven-volgens-een-nietzscheaans-scheppingsideaal/)
Van den Assem lijkt in navolging van Nietzsche terug te keren naar haar eigen natuur. Dat wat hij via zijn teksten aandraagt, neemt zij als uitgangspunt, om er vervolgens weer een eigen draai aan te geven. Ook al lijkt het werk in eerste instantie misschien alleen over de Duitse filosoof te gaan, gaat het werk in feite ook over haarzelf. Het is een levenslange zoektocht naar identiteit, waar je als beschouwer even in mee mag dwalen.
Simon Benson
De ronde vormen die in diverse bladen van Streur, de geperforeerde atlassen van Kramer en het oog van Van den Assem terugkeren, is ook weer in het werk van Simon Benson (1956) te zien. De twee cirkelvormige tekeningen zijn op landschappen uit zijn oorspronkelijke geboorteland Engeland, gebaseerd. Wie goed kijkt ziet de White Cliffs of Dover, die ook op twee andere tekeningen in deze tentoonstellingszaal te zien zijn. Benson lijkt de werken in een anamorfose te hebben veranderd, waarbij de voorstelling zich normaal gesproken laat ontwaren door een spiegelende cilinder op de uitgespaarde plek in het midden te plaatsen. Die cilinder ontbreekt. Het is aan de beschouwer om door de tekeningen te dwalen en het landschap te verkennen. De twee cirkels met in het midden een uitsparing herinneren ook aan irissen met een pupil. Het is alsof Benson benadrukt dat we via zijn ogen naar het Engelse landschap kijken. En in feite is dat ook zo. Een kunstenaar kan zelf bepalen wat wij wel of niet te zien krijgen. De tekeningen zijn niet zozeer een registratie van een landschap, maar een persoonlijke reflectie die ontspringt uit de geest van de kunstenaar.
Marcel Reijerman
Kunstenaar Marcel Reijerman (1958) neemt de werkwijze van een middeleeuwse vakman aan voor het maken van zijn eigen werk. Zo doet zijn opbergkist voor schetsboeken aan een middeleeuwse reliekhouder denken en zijn gekleurde potloodtekeningen aan boekverluchtingen. Doordat een groot deel van deze werken in een afzonderlijke, smalle en donkere ruimte wordt geëxposeerd die direct aan de St. Bavokerk grenst, wordt deze gedachte versterkt.
Het lijkt erop dat de kunstenaar een houten kist met een laagje messingfolie heeft bekleed, waarop hij een potloodtekening heeft aangebracht. Het reliëf dat door het aanbrengen van de tekening ontstaat, doet opnieuw aan bas-reliëfs uit de Middeleeuwen denken. De voorstellingen onderstrepen deze gedachte. Een motief met een boom doet direct denken aan Bijbelse verhalen zoals de boom der kennis van goed en kwaad, de boom van Jesse, of bijvoorbeeld als attribuut voor bisschop Zenobius. Geen van deze Bijbelverhalen gaat echter over een man die samen met een paar vellen papier tussen de takken van de bomen zweeft, of over een man die een boomstam omarmt. Ook de andere beelden en het gebruik van Nederlandse woorden, verraden dat het object uit onze eigen tijd komt.
Hetzelfde gebeurt in zijn verhalende tekeningen die veel weg hebben van boekverluchtingen. Terwijl de kleuren, de nadruk op lijn, het ontbreken van perspectief en de toepassing van horror vacuii bijdragen aan de middeleeuwse uitstraling, onthullen wederom de voorstellingen een eigentijds vocabulaire. In de werken die in de Vishal zijn te zien neemt Reijerman één facet uit de kunstwereld om dat al tekenend uit te beelden.
In het werk De verhuizing van kunstenaars die niet van perspectief houden zien we een uittocht van mannen die één of meerdere schilderdoeken vasthouden. Het ontbreken van centraal perspectief en het gebruik van meerdere aanzichten als in een kubistisch schilderij, onthult dat ook Reijerman tot de groep kunstenaars behoort die niet van perspectief houden – wat overigens een logisch gevolg lijkt te zijn van zijn keuze om te werk te gaan als een vakman uit de Middeleeuwen. De combinatie tussen tekst en beeld werkt humoristisch. Want duidt het woord perspectief eigenlijk wel op het visuele hulpmiddel om ruimte op te roepen? Of moeten we de tekening eerder als sarcastisch opvatten en gaat deze opvallend monochrome tekening met mannen die moedeloos hun hoofd laten hangen, niet eigenlijk over een ander perspectief?
In Bedankt meneer Calder, zien we hoe een mobile van de Amerikaanse beeldhouwer als een soort abstract patroon van geometrische figuren en lijnen, in de tekening wordt weergegeven. Het werk gaat over beweging, wat Calder met zijn ruimtelijke en abstracte, kinetische kunstwerken introduceerde, en vervolgens door Reijerman wordt doorgevoerd op het platte vlak. Door het ontbreken van perspectief en schaduwwerking oogt het werk vlak. Door middel van golvende, gebogen en diagonale lijnen in combinatie met geometrische patronen, weet Reijerman alsnog de tekening in beweging te brengen. Opnieuw klinkt de titel dubbelzinnig. Heeft Calder hem daadwerkelijk geholpen, of misschien de lat te hoog gelegd?
Op de website van voormalig Galerie Wit zie ik dat Reijermans werken als ‘oog dwaal schilderijen’ worden omschreven. Treffender kan bijna niet. De volledig betekende werken zorgen ervoor dat je niet uitgekeken raakt.
De tentoonstelling The wandering eye is nog tot en met 28 mei te zien in De Vishal (Haarlem).