Was getekend… XXL papier

Tot en met 4 september is in het Rijksmuseum in Amsterdam de kleine tentoonstelling XXL papier, groot, groter, grootst te zien. Diverse werken hebben voor het eerst het museumdepot verlaten om aan het publiek getoond te worden. Papier is een kwetsbaar medium en zeker op groot formaat gemakkelijk te beschadigen en moeilijk te bewaren, wat deze tentoonstelling zo bijzonder maakt.  

Mattheus Borrekens naar Anthony van Dyck, Kruisiging van Christus, 1650, gravure (11 bladen), foto: Sandra Mackus

Losse vellen

Hoewel er op dit moment een nijpend papiertekort is, zijn grote vellen papier normaal gesproken voorhanden. In het verleden was dat anders, aangezien het papierformaat afhankelijk was van schepramen, waarin handgeschept papier gemaakt werd. Pas vanaf de 19de eeuw – toen de papiermolen langzamerhand door de papiermachine werd vervangen – konden grotere vellen papier worden gemaakt. Tot die tijd moesten meerdere vellen papier naast elkaar gelegd worden, om toch een voorstelling op groot formaat te creëren. Zo heeft Mattheus Borrekens de Kruisiging van Christus (1650) van Anthony van Dyck uit elf losse gravures samengesteld. Niet alleen de papiervellen, maar ook de koperen plaat die met de burijn bewerkt moest worden, alsook de drukpers hadden beperkte afmetingen.

Wie ooit een druktechniek gebruikt heeft, weet wat voor een precisiewerk het is. Het maken van een gravure is tevens een intensief karwei dat kracht vergt. Er kunnen geen soepele lijnen met een burijn in een koperplaat worden aangebracht, wat het des te bijzonderder maakt om te zien dat de lijnen op de prenten goed doorlopen. Er zijn nauwelijks verspringingen in de afdruk te ontdekken. 

Hoewel deze prent nu als waardevol object geldt, vanwege de goede staat waarin het verkeert, waren dergelijke prenten in feite goedkope reproducties. Een schilderij was veel duurder, waardoor kopieën van reeds bestaande schilderijen een betaalbaar alternatief waren. Net als dat we nu posters in bushokjes of op stations kennen, hingen dergelijke prenten bijvoorbeeld in ziekenhuizen of parochiekerken. Op het informatiebordje bij het werk staat dat deze prent waarschijnlijk nooit gebruikt is, waardoor hij juist zo goed bewaard is gebleven.

Houtsnede (6 bladen) naar Jacopo de’Barbari, Vogelvluchtkaart van Venetië, ca. 1514, foto: Sandra Mackus

Kaarten

Met een indrukwekkende detaillering hangen in de tentoonstelling prenten van de steden Venetië, Rome en Amsterdam. Met name de 6 houtgravures waaruit de kaart van Venetië is samengesteld, tonen een accuraat stadsbeeld dat nog altijd herkenbaar is. Bij Rome en ook bij Amsterdam lijken de kunstenaars een wat vrijere interpretatie te hebben gebruikt. Enkel dit grote formaat maakte het mogelijk om deze steden tot op gedetailleerd niveau weer te geven. Houtblokken en koperplaten (gravures) kunnen niet ultrafijn bewerkt worden, omdat dan de kans bestaat dat sneden en groeven in elkaar gaan doorlopen.

Houtsnede (10 bladen) toegeschreven aan Pieter Coecke van Aelst, Foto toont detail uit het werk Zeden en gewoonten der Turken, 1553, foto: Sandra Mackus

Verhullen

De maker van het werken Zeden en gewoonten der Turken (1553) (dat is toegeschreven aan Pieter Coecke van Aelst (1502-1550)), lijkt slim te hebben ingespeeld op de randen van het papier en het houtblok. Om van deze reuzenhoutsnede een goed doorlopend geheel te maken, heeft hij de scène opgeluisterd met atlanten en kariatiden. Deze zuilfiguren vormen niet alleen een interpunctie binnen de voorstelling, maar lijken ook precies op de grens van een houtblok te zijn geplaatst. Bij ieder figuur zie je namelijk de rand van het blok. Her en der is overigens nog een onderbreking in de voorstelling te zien, wat direct duidelijk maakt hoe moeilijk het is om twee afdrukken naadloos op elkaar aan te laten sluiten. De toevoeging van zuilen lijkt daarvoor een ingenieuze oplossing te zijn geweest.

Richard Nicolaüs Roland Holst, Ontwerp voor glas-in-loodraam met vier oudtestamentische profeten, ca. 1934, foto: Sandra Mackus

Karton

In een kerk of kathedraal valt de afmeting van een glas-in-loodraam vaak weg. Maar in deze tentoonstellingsruimte valt direct de grootte op. Er hangen namelijk twee ontwerpen voor glas-in-loodramen voor de Domkerk in Utrecht en één ontwerp voor een verloren gegaan glasraam in de St.-Bavokerk in Haarlem. Terwijl de eerste twee ontwerpen van vloer tot plafond reiken, is het laatste ontwerp zelfs dubbel geklapt om in de tentoonstellingsruimte te passen. Deze ontwerpen zijn kartonnen – één op één schetsen – die als leidraad voor de glasschilder dienden. Zo wist deze waar de loodstrips moesten komen en welke kleuren hij moest gebruiken. In feite zijn het werktekeningen, die nooit als autonome kunstwerken bedoeld waren. De vellen papier bieden echter een prachtig inzicht in het werkproces.

Gebroeders Borgmann, Fragment van het Reuzen-Cyclorama, ca. 1853, foto: Sandra Mackus

Grootst

De ‘winnaar van de tentoonstelling’ – met een afmeting van maar liefst 23 meter – is een fragment(!) van het 19de-eeuwse ‘Reuzen-cyclorama’. Het is een soort bioscoop avant la lettre, waarbij de kijker werd vermaakt met een rol papier van anderhalve kilometer breed. Zittend kon deze toekijken hoe beschilderde landschappen langzaam voorbij rolden, terwijl ondertussen muziek werd gespeeld of verhalen werden verteld. De 19de eeuwse Wanderlust – die voor veel mensen onuitvoerbaar en gewoonweg te gevaarlijk was – wakkerde diverse kunstenaars aan om de wereld buiten onze landsgrenzen te verkennen en vast te leggen. Zo kon de kijker veilig en vanuit de luie stoel alsnog genieten van de adembenemende natuur die Europa te bieden heeft.

             Geïnspireerd door dergelijke cyclorama’s maakte ik een aantal jaren terug een eigen versie in het klein – hoewel ook deze een lengte van 54 meter had. In mijn Getekende rondreis door Europa (2018-2019) maakte ik een fictieve rondreis door alle Europese landen en legde ik beroemde gebouwen en natuurgebieden vast. Ook ik ontdekte de beperkingen van het papier. Hoewel ik meer dan een jaar aan dit werk getekend heb, lag de grootste uitdaging in het bedenken van een systeem om de papieren rol veilig te kunnen betekenen en vervolgens te presenteren.     

Jacobien de Rooij, De nachtwolken drijven het vergetene mee, 1997, foto: Sandra Mackus

Hedendaags werk

In de hedendaagse tekenkunst is het gebruik van grote vellen papier steeds gebruikelijker. Waar de tekening in het verleden bekend stond om zijn intieme formaat en vaak zittend vervaardigd werd, tekent de huidige tekenaar vaak staand op monumentale afmetingen. Zoals reeds aangegeven is groot papier tegenwoordig ook voorhanden, hoewel Jacobien de Rooij (1947) haar werk De nachtwolken drijven het vergetene mee (1997) op twee losse vellen heeft gemaakt. Mogelijk was ze niet tevreden met het formaat en heeft ze, toen ze al een gedeelte gemaakt had, het formaat van haar werk vergroot. Doordat het werk meer dan levensgroot is, word je als beschouwer erdoor overmeesterd. Het nodigt uit om deel van het werk uit te maken en visueel rond te dwalen door het donkere landschap. Landschappen en dieren in pastel, zijn kenmerkend voor het werk van De Rooij. Hoewel het in eerste instantie vaak letterlijke registraties van observeringen lijken te zijn, suggereert dit donkere werk in combinatie met de titel een diepere, poëtische lading. Achter een hekwerk zijn in het schemerduister paarden te zien, die in een landschap met een beekje grazen. Van een afstandje worden ze bijna door het duister opgeslokt, maar van dichtbij zijn ze nog te zien.        

De tentoonstelling XXL papier, groot, groter, grootst is nog t/m 4 september in het Rijksmuseum in Amsterdam te zien.

Gepubliceerd door
admin

1 reactie

Was getekend… presentatiewijzen

[…] tentoonstelling over prenten en tekeningen op groot formaat: XXL papier (voor de blog, klik hier). In de tentoonstelling hing een metersgroot werk van Jacobien de Rooij. Terwijl je als kijker bij […]

Laat reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *